Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
K. MichelGa naar eind●
| |
[pagina 86]
| |
De oom sprak graag met zijn neef over politiek.
‘De man is zeer gecharmeerd van mijn schrijverij.’
De naam van de oom van Marx was Lion Philips.
‘Een puike oude boy’, ‘komt zijn belofte na’.
Marx wandelde lang en veel langs de Waal.
Over de rivier varen veel vrachtschepen.
De schepen pendelen tussen kopen en verkopen.
De rivier stroomt als glimmend zilvergeld,
stroomt als een wemeling vissenbuiken.
Kopen en verkopen zijn twee onzichtbare handen.
De handen roeien de zilverstroom voorwaarts.
De stroom zoekt en volgt de laagste weg.
Marx wandelde lang en veel langs de Waal.
Onder zijn zwarte baard droeg hij een rode das.
De Waal heeft twee oevers en een veerpont.
In de kademuur telt een lijn het waterpeil.
Op de veerpont staat: Heen betalen en weer weer.
Kopen is tellen, verkopen is vooruitzien.
| |
[pagina 87]
| |
Het tellen van luchtbellen, het zien van koorts.
De steenpuisten kennen de tulpenkoorts.
De luchtbellen laten een spoor van lucht achter.
Al wandelend bedacht Marx bolle volzinnen.
‘Een faustische tweestrijd tussen genotzucht en
drift tot accumulatie woelt in de borst van de warenbezitter.’
De tweestrijd behelst ook het beheer van de wereld.
Twee hoorns heeft het dilemma, één staart het antwoord.
Maar de wereld is niet faustisch en heeft geen staart.
Het antwoord is duizendpotig en struikelend.
Marx liep rond zijn werktafel als hij vastzat
harder en harder tot hem een idee inviel.
Een groot licht is de aarde niet, een speelbal.
Al traplopend doen de mensen de globe draaien.
Tussen de polen min en plus loopt een stroom.
Samen vormen de traplopers het wereldbeheer.
Gezien vanaf de maan is het een waterbal
op het zeeleeuwenlichaam van het heelal.
| |
[pagina 88]
| |
Tussen plus en min loopt een streep, tot hier.
Liggend in bed maakte Marx in Zaltbommel
een lichte aardbeving mee, krachtig vloekend.
Was de mensheid een dier dan was 't een octopus.
een tentakelende die zijn huissleutels zoekt.
Geen aha, eureka, geen inzicht valt hem in.
Geen lamp licht op boven zijn badmutshoofd.
Marx ging naar Zaltbommel om zijn oom te zien.
De naam van de oom van Marx was Lion Philips.
En de zonen van zijn zoon heetten Gerard en Anton.
De kleinzonen hebben de fabriek grootgemaakt.
Het Philipsconcern weet van geen achterachterneef.
‘A perfect nuisance’ volgens een ver familielid.
Marx ging naar Bommel om zijn oom te zien.
Marx wandelde lang en veel langs de Waal.
Van en naar het oosten varen veel vrachtschepen.
De rivier bestaat uit bron en bergwater.
Als zand en grind drijven de Alpen voorbij.
| |
[pagina 89]
| |
De rivier trekt door het land als een dominostroom.
De golven en de bootjes duwen elkaar voort.
Het peil daalt en rijst, de horizon wijkt.
Het water zoekt en volgt de laagste weg.
Voorwaarts naar zee naar zee en verder.
Het wassende water sleept alle bootjes mee.
|
|