Giorgio Manganelli, citaten uit ‘De literatuur als leugen’
Heel wat schrijvers, en niet de geringste, hebben zich afgevraagd of we de literatuur maar niet helemaal moeten afschaffen. Schitterend hoe die met hun eigen ingewanden in de clinch liggen! Weer andere, liberalen en humanisten, wilden en willen haar een lesje leren. Altijd is er wel iemand die droomt van een onfeilbaar richtsnoer waarnaar zeer geleerde heren neuzelend de literatuur voor nobele missies opvoeden. Of een ander ontdekt in zijn forensische ijver en met casuïstische spitsvondigheid dat de literatuur eigenlijk altijd al deel uitmaakte van het kapitaal van de mensen, dat zij horig is en een voorlichting geeft. Er wordt aan haar metaforenhuid gekrabd tot de ‘tijdgeest’ en een walgelijk wit goedje, de ‘wereldbeschouwing’, eruit sijpelt. Zij evenwel, courtisane van beroep, weigert een deugdzame echtgenote, een eerbare en lieve gezellin te worden; vergeefs wacht men af tot zij zich ontpopt als opvoedster van nog onverdorven, heteroseksuele zonen. Eerder verandert zij van courtisane in havenhoer of vrachtwagenslet. Ons stervelingen confronteert zij met haar voorliefde voor de dood, die onvervangbare, retorische figuur.
Welk een ongehoord schandaal. Vandaar dat het zo lastig is van ganser harte ‘sui sectatores’ te zijn. De wereld lokt ons, zij wil ons als gentlemen zien. We zouden de literatuur een adynaton kunnen noemen, iets onmogelijks, en haar compleet in een stijlfiguur veranderen. Tegenover de mens staat zij onverschillig. Zij neemt met hem alleen contact op als hij niet meer humaan is. Vanaf het moment dat zij erin slaagt - al is het maar impliciet - hem ervan te overtuigen dat lijden, onrecht en wreedheid en gruwelen verder niets voorstellen dan gradus ad parnassum, uitvindingen om een niet meer te perfectioneren syntaxis te scheppen, vanaf dat moment heeft zij hem in de hand, verleidt zij hem tot onvergeeflijke zonden, maakt hem tot echtbreker, moordenaar en leugenaar - en daarmee is hij in zijn sas. Zij kroont hem tot deserteur.
Er bestaat geen literatuur zonder ontrouw, ongehoorzaamheid, onverschilligheid. Ontrouw jegens wat? Ten aanzien van solidaire gehoorzaamheid, elk toegeven aan het eigen of andermans goede geweten, elk gebod tot medemenselijkheid. In de eerste plaats besluit de schrijver nutteloos te zijn. Hoe vaak hebben de nuttige mensen hem niet hun aftandse scheldwoord in het gezicht geslingerd: jij hansworst. Hij is de fool: het slechts zijdelings menselijke wezen dat met zijn godslastering, spot en onverschilligheid dichtbij de