Zoals de vier handen op het omslag van de eerste aflevering in 1977 verwezen naar de vier redacteuren die zich daar presenteerden, met eigen werk, vertalingen en introducés, opent het laatste nummer met bijdragen van alle redacteuren die sinds 1973 in de redactie hebben gezeten. Dat was het jaar waarin het eenmanstijdschrift van H.C. ten Berge overging in een reeks van Rasterboeken, om in 1977 als ‘tijdschrift in boekvorm’ herboren te worden. In volgorde van opkomst (wanneer een redacteur vertrok werd zijn plaats per coöptatie door een ander ingenomen) waren dat: H.C. ten Berge, Kees Nieuwenhuijzen (enigszins een buitenbeentje omdat hij als vormgever vanaf 1967 tot 2009 met het blad verbonden is geweest; vanaf 1987 ook als redacteur), Jacq Vogelaar, Pieter de Meijer, Lidy van Marissing; en vanaf 1977: Bernlef, Hans W. Bakx, Cyrille Offermans, Hans Tentije, Willem van Toorn, Nicolaas Matsier, K. Michel, Marjoleine de Vos en Piet Meeuse. De oudredacteuren vormden een redactieraad, die tot het laatst heeft gewerkt. Dit zijn de mensen die Raster al die jaren hebben gemaakt.
Het is niet het blad van een generatie, maar ruim genomen horen alle redacteuren wel tot één generatie. Wijzigingen in de samenstelling van de redactie waren nooit bedoeld als verjonging; na ruim veertig jaar is er evenmin een poging gedaan het blad aan anderen als erfgoed mee te geven. Wie wil moet zelf maar een tijdschrift oprichten.
Vanaf het eerste en het tweede begin is Raster het blad van de redactie geweest, een werkplaats van en voor de redacteuren c.s.. In de praktijk betekende dit dat alle leden van de redactie op enigerlei wijze bij elk nummer betrokken waren: bij het uitdenken van de thema's, de organisatie (de redactie heeft altijd alles zelf gedaan, een hiërarchie was er niet; er is ook nooit gestemd), en vooral zoveel mogelijk schrijvend en vertalend. Afgezien van een aantal recente afleveringen zijn nagenoeg alle Rasters vanaf 1977 het werk van de hele redactie geweest.
Raster dreef op ideeën; je kunt de wisselende themanummers ook als improvisaties zien, die een patroon of liever patronen vormen. Daarin zijn echte boeken te onderscheiden als ‘Gestoorde teksten’, ‘Vergeetwoordenboek’, ‘De literaire getuige’ of ‘Bestiarium’ 1 & 2, maar er passen evengoed afleveringen in als die over jeugdliteratuur, het vertellen, imaginaire reizen, eten, kitsch, tekenen, zwijgen, nuttige gedichten, Ars Moriendi, Nee, flessenpost enzovoort; ook nummers over minder bekende genres als het prozagedicht, de groteske, het fotobijschrift, de levensloop, of fictieve genres als de pilroman,