Gaston Bachelard (1884-1962)
Gaston Bachelard begon in 1903 zijn loopbaan als postbeambte en was, eveneens in zijn geboorteplaats Bar-sur-Aube (Champagne), gymnasiumleraar Natuur- en Scheikunde van 1919 tot 1930. Zijn studie filosofie, die hij naast zijn natuurwetenschappelijke opleiding had doorlopen, sloot hij in 1927 af met twee Thèses: een kennistheoretische werk, Essai sur la connaissance approchée, en een onderzoek op het vlak van de wetenschapsgeschiedenis van de natuurwetenschappen: Etude sur l'évolution d'un problème de physique: la propagation thermique dans les solides. Voor een filosoof die zich een groot deel van zijn leven met literaire onderwerpen bezig zou houden is die natuurwetenschappelijke voorgeschiedenis niet onbelangrijk; zijn rol in de jaren '30/'40 was dan ook die van een niet academisch gebonden geleerde die een synthese tussen natuur- en geesteswetenschappen nastreefde. Beroepsmatig werd dat streven, na een docentschap filosofie van tien jaar in Dijon, bevestigd doordat hij in 1940 bij de gerenommeerde leerstoel voor ‘Geschiedenis en filosofie der natuurwetenschappen’ aan de Sorbonne beroepen werd, die hij tot zijn emeritaat in 1954 zou bekleden. Precies in die tijd nam hij afscheid van de wetenschap in die zin dat hij zich meer en meer met de literatuur bezig ging houden, in het bijzonder met problemen van de verbeelding. La psychoanalyse du feu is het begin van een serie studies met betrekking tot de elementen, een eerste proeve van een kritiek van de zuivere verbeelding: door te analyseren wat er in de opvattingen over vuur aan sedimentatie van irrationele associaties meespeelde, ook of juist in de wetenschap, én wat er in beelden aan oorspronkelijke verbeeldingskracht actief is. Het boek laat tevens zien dat rationeel denken - ‘rationalist bèn je niet’ - een proces is en een moeizaam proces bovendien; Bachelard richtte
zijn kritiek met name op een argeloze opvatting van intuïtief denken. Zijn geschriften uit de jaren '30 (met name L'intuition de l'instant, 1932, en La dialectique de la durée, 1936) waren een afrekening met Bergson. Lautréamont, zijn studie uit 1940 naar de beelden van agressie en geweld in Maldoror, was vooral ook een demonstratie van zijn stelling dat het beeld een autonome schepping van de verbeeldingskracht was: het beeld niet, zoals de psychoanalyse het behandelde, als symp-