keer naar boven komt, onder het IJ vandaan, en opgelucht ademhaalt. Ik fietste verder, onder dreigende wolkenlucht, de winterjas over mijn stuur geslagen.
Maria was eerder dit weekeind afgestapt. Ze had wat rondgevraagd. Een hotel, nee daar kende men hem niet. Een massagesalon, ja, daar kenden ze hem wel, en later toch weer niet, misschien. De meisjes van de salon wisten van de regenpijp.
Meneer Nijman beaamt dat de overledene een vredige aanblik bood. Zijn gezicht was gaaf, misschien dat hij achterover is gevallen, met een handgebaar illustreert hij hoe de nek knakt bij een val, achterover. Dan hoeft de val niet van erg hoog te komen.
Terwijl hij zijn cameraatje aan Barnas overhandigt, die te kennen heeft gegeven wel te weten hoe je de foto's uit het geheugen kunt oproepen, want daar heeft Nijman weer geen idee van, verklaart hij zijn aarzeling om nog meer te spreken, bij de kist. ‘Meestal zeg ik wel iets van - moge de engelen je begeleiden - maar je weet niet hoe dat bij Chinezen gaat’. ‘Eeuwige jachtvelden,’ oppert Maria. ‘Welnee, die zijn van de Indianen, de eeuwige jachtvelden,’ werp ik tegen. ‘Iets met tuinen?’ stelt Maria voor. ‘Ja, grote tuinen, ja, ze komen in een tuin terecht, met van die bloemen, een soort waterlelies, de lotusbloem, een vijver, dat moet het zijn.’ Mijn voorstel wordt met algemene instemming aanvaard. Nu besef ik pas, waarom er in een Chinees restaurant altijd een aquarium staat.
Ik vraag aan Nijman welke muziek de organist nu eigenlijk speelde. Ik verbeeldde me dat ik La Montanara hoorde, ik zing een stukje voor. Nijman weet het niet. Hij gaat het vragen.
Inmiddels heeft het geheugen van de camera haar geheimen prijsgegeven. We zien een mevrouw in een keuken staan. ‘Dat is mijn vrouw,’ wijst Nijman, ‘zo wist ik dat de camera het deed.’ Dan is er een foto van de zilveren lijkwagen, die al half achter de bosjesverdwenen is. Ook is er een foto van meneer Nijman zelf, die door een raam naar binnen kijkt. Er is een door bewegingsonscherpte wat schimmige opname van vermoedelijk de aula met de kist erin. Meer foto's vindt ze niet. ‘Ze zullen wel op het geheugenkaartje zitten,’ stelt ze Nijman gerust. ‘Als er tenminste een geheugenkaartje inzit.’ Op de bovenzijde van het cameraatje zit een sticker die aangeeft dat er in ieder geval een kaartje in de camera kan, ergens moet een gleufje zitten. Maar we durven het gleufje niet te vinden.
Nijman heeft een lijstje van de muziek gemaakt; ik heb het goed gehoord. La Montanara, daar begon het mee, maar het nummer was halverwege overgegaan in een ander lied, Danny Boy. Somewhere over the rainbow was gemengd met Last rose of summer en Droomland ten slotte ging over in Memories. Aha. ‘Het was dus eigenlijk meer een potpourri,’ stelt Barnas vast. ‘Een potpourri,’ proeft ze het woord nog eens. Het doet aan luchtverfrisser denken, luchtverfrisser van de goedkoopste soort, dat de fabrikant zelf niet