door de geschiedenis ingehaald: Hitler kwam aan de macht en Anders vluchtte naar Parijs. Daar, en enkele jaren later in de VS, heeft hij nog wel pogingen gedaan het manuscript te publiceren, maar het kwam er niet meer van. Pas in het jaar van zijn overlijden, in 1992, verscheen het boek alsnog. Dit jeugdwerk verscheen dus als sluitstuk van zijn oeuvre, en dat is in dit geval interessant omdat het - ongepubliceerd - toch een stempel op zijn hele oeuvre heeft gedrukt.
Het fictieve land Molussië bleef namelijk voortdurend opduiken in zijn latere werk: in zijn dagboeken en verhalen, en zelfs in zijn filosofische hoofdwerk Die antiquiertheit des Menschen, zijn talloze fragmenten te vinden, in de vorm van spreuken, anekdotes, gedichten of zelfs citaten uit gefingeerde studies, die allemaal verwijzen naar dat Molussië uit deze roman. Zo kreeg het voor zijn lezers gaandeweg de betekenis van een privé-mythe, een literaire fantasie die door de auteur gebruikt werd als een spiegel voor de maatschappelijke actualiteit.
Die Molussische Katakombe heeft de vorm van een raamvertelling: het raam wordt gevormd door het verhaal over twee gevangenen die in een stikdonkere onderaardse kerker zitten. Ze kunnen elkaar niet zien, alleen horen, en het boek bestaat uit de gesprekken die ze voeren en de verhalen die ze elkaar vertellen. Maar dat is geen gewoon tijdverdrijf - het is de manier waarop de (politieke) gevangenen al generaties lang een overlevering in stand houden, waarin ‘de waarheid’ wordt bewaard. De waarheid van het verzet tegen de totalitaire macht, die gebaseerd is op leugens. Dat is het hoofdthema van het boek: de verhouding tussen waarheid en leugen, en die blijkt allesbehalve simpel en eenduidig.
De aaneenschakeling van fabels, liederen, anekdotes en dialogen waaruit Die molussische Katakombe is opgebouwd, vormt ook het verslag van een leerproces, want de verhouding tussen de gevangenen Olo en Yegussa is die van meester en leerling. En Olo, die al dertig jaar gevangen zit, is geen zachtzinnige leermeester: hij ontneemt de jonge gevangene successievelijk al zijn zekerheden - om te beginnen zijn naam, want hij heet eigenlijk Kuru. Maar in het rollenspel van de overlevering hebben slechts twee namen bestaansrecht: de leermeester heet Olo, de leerling Yegussa. En elke ‘Yegussa’ is voorbestemd om op enig moment een ‘Olo’ te worden en de overlevering voort te zetten.
Alleen al uit dit gegeven blijkt dat het geen gewone roman is: de personages als individuen doen er niet toe. Hun persoonlijke geschiedenis is niet van belang. Ze zijn niet meer dan stemmen, en hun leven staat hier enkel nog in dienst van die ene Zaak: het doorgeven van ‘de waarheid’. Net als in De vertellingen van duizend en een nacht is vertellen hier een kwestie van overleven, maar het gaat in