| |
Retorica als wapen van Bush
Jaap de Jong
Kippenvel. Met stijgende ergernis bezag ik mijn armen. Ik was toch gehard na een jeugd vol trouwe kerkgang en vlammende preken? Ik had toch resistent moeten zijn tegen manipulatie na mijn retorische scholing aan de Leidse universiteit. Aristoteles en professor Braet hadden me toch gewaarschuwd voor de listen en lagen van pathos en ethos? Mijn onderzoek naar de eerste minuten van toespraken had me een paar jaar van mijn leven gekost. Toch ging ik bij een toespraak van president Bush voor de bijl. De eeuwig grijnzende Bush, die mij met zijn toespraken gewoonlijk vaker ergerde en vermaakte dan overtuigde.
‘De domste spierballen die ooit in Texas zijn opgegroeid,’ aldus
| |
| |
luidde het in een hyperbool vervatte oordeel van Jan Mulder over de president. Anderen, zoals zijn adviseur Karl Rove, zagen in Bush ‘a regular guy’. In mijn ogen was hij een wat onnozele spreker, te laconiek grijnzend om indruk te maken. En als hij eens stevig uit wilde pakken leek hij onecht, alsof hij zijn overtuigingskracht probeerde te lenen van zijn speechschrijvers. De meeste Europeanen vonden hem geen partij voor de goed formulerende, maar ietwat saaie intellectueel Al Gore. De boerenslimme Bush haspelde naar hartelust en de media smulden ervan:
‘I know what I believe. I will continue to articulate what I believe and what I believe - I believe what I believe is right.’
‘Families is where our nation finds hope, where wings take dream.’
‘I believe we are called to do the hard work to make our communities and quality of life a better place.’
‘That region is of fatal importance’
Er bestaan internetsites gewijd aan Bush' versprekingen, die Cruijff een taalvirtuoos en geleerde doen lijken. Bush faalt als spreker jammerlijk in vergelijking met ‘the great communicator’ Ronald Reagan of met zijn voorganger Bill Clinton, die bekend stond om zijn goede speeches en zijn contact met het publiek. Toch werd Bush de president van de Verenigde Staten en niet Al Gore, ‘the Bore’.
Natuurlijk wordt elke president belachelijk gemaakt. Men hoeft Michael Moore's komische, karikaturale visie op Bush in Fahrenheit 9/11 niet onverkort te delen om vast te kunnen stellen dat hij in de zomer voor de Grote Aanslagen, ook onder republikeinen, geen geweldig imago had als spreker en krachtdadig president.
Het beeld van Bush zoals dat alom overheerste werd raak gevangen in een tijdens zijn gouverneurschap gemaakte foto: Bush op eendenjacht, een geweer in zijn hand. Met onnozele blik zijn adviseur volgend: ‘Waar? - O, daar...’ Hans Aarsman heeft in zijn fraaie fotocollectie in de Volkskrant al gewezen op het roekeloze camerastandpunt van de fotograaf: een onbedoeld schot is snel geïncasseerd als republikeinen bewapend zijn, zo leert ons ook de geschiedenis van collegajager Cheney.
Op de ochtend van 11 september stond Bush er niet goed voor. De verkiezingen waren op dubieuze wijze in zijn voordeel geëindigd, verscheidene van zijn beleidsvoornemens vonden weinig steun, en hij ontbeerde het charisma om het land aan zich te binden. De democraten waren hun messen aan het slijpen. De ochtend dat de gekaapte vliegtuigen de Twin Towers doorboorden, woonde Bush een leesles bij in een schoolklas. Michael Moore misbruikte de televisiebeelden van het moment waarop Bush kennis nam van de aanslag om diens besluiteloosheid te tonen wanneer hij het slechte nieuws van een van zijn
| |
| |
medewerkers hoort. Secondenlang zit hij roerloos en ongemakkelijk in zijn stoel. Later blijkt dat zijn medewerker hem had gevraagd rustig te blijven zitten.
Op die dag en de daaropvolgende dagen legde Bush korte verklaringen af en beklom hij de puinhopen van Ground Zero. Toen hij tegen de brandweerlieden begon te praten, riep één van hen: ‘I can't hear you!’ Waarop Bush antwoordde: ‘But I can hear you. The rest of the world hears you. And the people who knocked these buildings down will hear all of us soon.’ Overtuigende soundbites, bij beelden die de hele wereld over gingen.
Niet alle optredens van Bush waren zo succesvol in die dagen van ontreddering. Hij leidde een rouwdienst in Manhattan ter nagedachtenis van de slachtoffers, met een mooie tekst van speechschrijver Michael Gerson. Maar de priesterlijke woorden van troost klonken volgens critici te geleend uit zijn mond, te literair. Hij kreeg te horen dat het beter moest, scherper en krachtiger, zónder in cowboyjargon te vervallen. Hij had terroristen ‘folks’ genoemd, en de aangekondigde oorlog een ‘crusade’ (hetgeen voor veel gematigde islamieten een hele nare bijsmaak had). Osama Bin Laden antwoordde ‘JIHAD!’. Bush riep om ‘revenge’, zocht Bin Laden ‘dead or alive’.
De onderzoeksjournalist D.T. Max, die de naaste medewerkers van Bush over die tijd heeft geïnterviewd, schreef dat Bush nu eens boos leek en dan weer bang. Vader Bush pleegde verontruste telefoontjes om zijn zoon op het goede pad te houden. Het idee dat Bush misschien te licht voor de baan van president was, werd sterker.
Bush wist dat hij na de korte verklaringen die hij had gegeven een grote toespraak zou moeten houden om de belangrijkste vragen van de Amerikanen te beantwoorden en hen gerust te stellen. In die toespraak moest hij zich bovendien als geloofwaardig en daadkrachtig leider van zijn land profileren. Hij moest er ook steun mee verwerven bij zijn deels islamitische bondgenoten, en niet alleen bij hun regeringsleiders en volksvertegenwoordigers. Ten slotte diende hij de aanvallers, de terroristen die werden geïdentificeerd als Talibanstrijders, een krachtig signaal te geven dat er met de VS niet te spotten viel. Geen eenvoudige opgave.
Het was uitgerekend deze toespraak op 20 september 2001 die mij voor het eerst deed inzien hoe sterk de woorden van Bush kunnen aanspreken. Natuurlijk zijn wij niet verwend met Kok, Melkert, De Hoop Scheffer en Zalm, die als polderredenaars in de goede traditie van de coalitiepolitiek verzuimden oratorisch vuurwerk te leveren. Daarnaast ben ik enigszins afgestompt geraakt door jarenlange blootstelling aan de presentaties van ingenieurs, die deelnamen aan mijn cursussen retorische vaardigheden aan de Technische Universiteit Delft. Hoe kwam het dat ik, na vele troonredes emotieloos uitgezeten te hebben, kippenvel kreeg van de eerste minuten
| |
| |
van zijn toespraak en aan het eind dacht: nu wordt het oorlog en Nederland en andere bondgenoten gaan nog meedoen ook?
Geïrriteerd heb ik me afgevraagd hoe zijn speech tot stand is gekomen en wat de werkzame bestanddelen ervan waren.
Een belangrijke puzzel voor de staf was ongetwijfeld: waar moest die grote toespraak gehouden worden? In het oval office, dat intiem en veilig is? Op een militaire hogeschool, of op een vliegdekschip vol met strijdlustige soldaten? Het werd het Congres, waar de president jaarlijks de State of the Union uitspreekt voor de vele honderden congresleden. In bijzondere omstandigheden kan een president het congres bijeenroepen. Op deze historische plaats, waar nationalistische gevoelens gemakkelijk kunnen opwellen, zouden alle congresleden - ook de oppositieleden die tot voor kort niets van Bush moesten hebben - hun eenheid en steun tonen. Een toespraak met publiek en veel applaus zou meeslepender zijn dan een speech in de oval office, zonder publiek.
Bush schreef de speech natuurlijk niet zelf. Wie leverden de stof (inventio)? Hij liet zijn tekst maken door zijn favoriete speechschrijver Michael Gerson en diens medewerkers, onder supervisie van zijn vaste communicatieadviseur Karen Hughes. Verder werden er in de loop van de tijd talrijke bouwstenen aangedragen door de ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse zaken (respectievelijk onder leiding van ministers Gale Norton en Colin Powell), en van Defensie (Donald Rumsfeld). Ook Condaleezza Rice bemoeide zich ermee. De vorm en boodschap van de speech ontwikkelden zich in een schrijfproces dat vele versies en vele schrijvers kende. Bush liet zich uitvoerig adviseren en gaf pas groen licht voor het optreden toen hij voldoende vertrouwen in de kwaliteit van de tekst had.
Uit Max' reconstructie van de totstandkoming van de toespraak bleek dat al betrekkelijk snel duidelijk werd dat de kern van de speech zou bestaan uit vragen van Amerikanen:
Americans have many questions tonight.
Who attacked our country?
How will we fight and win this war?
What is expected from us?
Hiermee pasten de speechschrijvers de klassieke truc van ethopoiia toe: mensen worden sprekend opgevoerd en krijgen in dit geval voorstelbare en eenvoudig geformuleerde vragen in de mond gelegd. Zo verkreeg de speech een vanzelfsprekende en transparante structuur (dispositio).
Het pronkstuk van elke speechschrijver sinds Aristoteles, Theophrastus en later Cicero en Quintilianus is de elocutio, de effectieve verwoording van de geordende bouwstenen van de speech. Speech- | |
| |
schrijvers zijn dol op stijlfiguren, metaforen en tegenstellingen. Ze zoeken naar de soundbites die de boodschap kernachtig weergeven en klinken als een klok. Maar wie voor Bush schreef kreeg altijd te horen dat hij korte zinnen wilde, met werkwoorden in de bedrijvende vorm en weinig bijvoeglijke naamwoorden. Niet te veel franje, liever geen ‘reaching for the marble’. Karen Hughes typeerde de presidentiele stijl graag als ‘eloquent simplicity’. Dus zonder geleerde citaten en bon mots, zonder blijken van belezenheid, want ‘grote woorden van anderen maken Bush juist klein’.
Omdat het effect van een goede tekst door een slechte voordracht teniet gedaan kan worden (wat bij de toespraken van Balkenende nogal eens het geval is), oefenden Amerikaanse presidenten vaak hard om zich een tekst eigen te maken. Tegenwoordig leren sprekers zelden hun tekst meer uit het hoofd, zoals dat sinds de klassieke oudheid eeuwenlang gebruikelijk was. Sterker nog: uit het hoofd spreken wordt door moderne ‘presentatietrainers’ vaak afgeraden, omdat de woorden dan onnatuurlijker klinken.
Bush heeft zijn tekst diverse malen hardop voorgelezen, schrapte formuleringen over binnenlandse politiek en lange opsommingen die niet goed bekten. Hij maakte bovendien gebruik van een teleprompter: projectie van tekstregels op voor het zaalpubliek bijna onzichtbare schermen. Ook had hij nog een stapeltje papier met de tekst erop voor zijn neus liggen. Het effect was dat het publiek tijdens de presentatie (de actio-fase) het idee kreeg dat Bush, die de toehoorders voortdurend aankeek, de tekst uit het hoofd sprak, hetgeen altijd geloofwaardiger gevonden wordt. ‘De boodschap komt echt uit zijn hart en niet van de hand van een of andere souffleur’, is de interpretatie van de meeste kijkers.
Vanaf de eerste woorden van de inleiding, het exordium, was het duidelijk dat de speech op 20 september een historische zou worden. Onder een staande ovatie liep Bush naar het spreekgestoelte van het volgepakte Congres. Aan weerszijden achter hem stonden de republikein Dennis Hastert en de democraat Robert Byrd, en achter dit driemanschap hing de Amerikaanse vlag tussen Griekse zuilen als verwijzing naar de oorsprong van de democratie. Boven hen stond het motto dat iedere oorlogsverklarende natie voert: ‘In God we trust’.
Bush doet na de traditionele aanhef een klassieke openingszet: hij brengt zijn publiek meteen in de juiste stemming door het via een uitgewerkt compliment een goed gevoel over zichzelf te geven. Hij boort direct de emotionele verbondenheid aan die de Amerikanen voelen in hun dankbaarheid aan de held Todd Beamer, die zijn leven verloor door de terroristen in het vliegtuig aan te vallen. Na het verzoek aan het publiek om de weduwe Lisa Beamer te begroeten, duurt de geplande en zo gewenste staande ovatie van zowel republi- | |
| |
keinen als democraten 32 seconden. Wat een ontlading!
Mr. Speaker, Mr. President pro tempore, members of Congress and fellow Americans.
In the normal course of events, presidents come to this chamber to report on the state of the union. Tonight, no such report is needed. lt has already been delivered by the American people. We have seen it in the courage of passengers who rushed terrorists to save others on the ground. Passengers like an exceptional man named Todd Beamer. And would you please help me welcome his wife, Lisa Beamer, here tonight.
Waar de klassieke sprekers pas bij hun slotpleidooien de rechters proberen te beïnvloeden door een huilende weduwe en vaderloze kinderen op te voeren om de vermeende moordenaars veroordeeld te krijgen, speelt Bush deze emotiekaart al direct in het begin uit. En kennelijk met succes. Hij borduurt daarna voort op het compliment van de getoonde eenheid en schetst in verrassend poëtische woorden bijna filmische beelden van medemenselijkheid. Door de herhaling krijgen ze een krachtig ritme en halen ze trefzeker het volgende applaus binnen:
We have seen the state of our union in the endurance of rescuers working past exhaustion.
We've seen the unfurling of flags, the lighting of candles, the giving of blood, the saying of prayers in English, Hebrew and Arabic.
We have seen the decency of a loving and giving people who have made the grief of strangers their own.
My fellow citizens, for the last nine days, the entire world has seen for itself the state of our union, and - it - is - STRONG.
Tijdens de staande ovatie die 34 seconden duurt is er een diepe zucht in mijn huis te horen, en Bush begint aan zijn propositio, waarbij hij de gruwelijke aanslag naar een hoger en abstracter plan tilt: dat van de universele waarde van ‘freedom’. Het begrip vrijheid wordt er ingehamerd: het trekt deze avond nog dertien keer voorbij en zal later leiden tot Operation Enduring Freedom, waarmee de oorlog tegen de Taliban een positief kader kreeg. De ritmische patronen, de omkeringen en de psychologische opbouw geven de centrale boodschap vakkundig het karakter van een onaantastbaar voornemen.
Bij de slotregel weet ik dat het Bush gaat lukken vanavond: ‘Tonight we are a country awakened to danger and called to defend freedom. Our grief has turned to anger and anger to resolution. Whether we bring our enemies to justice or bring justice to our enemies, justice will be done.’
Na een applaus van 19 seconden, waarin het publiek kan mediteren over dit voornemen en langzaam voorbereid wordt op het feit dat
| |
| |
het geen tijden van beperkte actie en damage control worden, maar van het grootscheeps verdedigen van de vrijheid, vervolgt de spreker zijn aanvankelijke complimenttechnieken in de traditie van het benevolum parare. Hij bedankt het congres voor het getoonde leiderschap en looft de eenheid tussen republikeinen en democraten ‘joined together on the steps of this Capitol singing God Bless America.’ Hij gaat verder: ‘And you did more than sing. You acted by delivering $40 billion to rebuild our communities and meet the needs of our military.’ Hij bedankt de republikeinse en democratische leiders. Hij bedankt de bondgenoten die mee hebben geleefd, en gedenkt de slachtoffers:
We will not forget South Korean children gathering to pray outside our embassy in Seoul or the prayers of sympathy offered at a mosque in Cairo. We will not forget moments of silence and days of mourning in Australia and Africa and Latin America.
Nor will we forget the citizens of 80 other nations who died with our own: dozens of Pakistanis, more than 130 Israelis, more than 250 citizens of India, men and women from El Salvador, Iran, Mexico and Japan, and hundreds of British citizens.
Bondgenoot Nederland wordt niet genoemd, stel ik bijna teleurgesteld vast - ook dat nog. Bush had, zo leerde ik later, de lange lijst bondgenoten ingekort, omdat de inleiding te lang zou duren. Groot-Brittannië wordt wel in het zonnetje gezet. En hoe: opnieuw stevent Bush af op een gegarandeerde ovatie voor de glunderende Tony Blair: ‘America has no truer friend than Great Britain. Once again we are joined together in a great cause. I'm so honored the British prime minister has crossed an ocean to show his unity with America. Thank you for coming, friend.’
In een serie van drie oogverblindende contrasten wordt een korte narratio gegeven, een gekleurde typering van wat is voorgevallen, waarin de aanslagen van vreselijke maar beperkte incidenten worden opgetild tot een wereld waarin de vrijheid zelf wordt aangevallen.
On September 11, enemies of freedom committed an act of war against our country. Americans have known wars. But for the past 136 years they have been wars on foreign soil, except for one Sunday in 1941. Americans have known the casualties of war. But not at the center of a great city on a peaceful morning. Americans have known surprise attacks. But never before on thousands of civilians. All of this was brought upon us in a single day. And night fell on a different world, a world where freedom itself is under attack.
Na dit bijna bijbelse beeld (‘And night fell on a different world’) komt de beknopte partitio, een structuuraankondiging van de eer- | |
| |
ste van een aantal vragen die Bush zal beantwoorden:
Americans have many questions tonight Americans are asking, ‘Who attacked our country?’
The evidence we have gathered all points to a collection of loosely affiliated terrorist organizations known as Al Qaeda. They are some of the murderers indicted for bombing American Embassies in Tanzania and Kenya, and responsible for bomhing the U.S.S. Cole.
Hierna volgt de kern van het verhaal, waarbij Bush in totaal 29 maal wordt onderbroken door applaus. Zijn speechschrijvers blijken de applaustheorie van Max Atkinson voortreffelijk in de praktijk te kunnen brengen. In zijn studie uit 1984, Our Master's voices - The language and body language of politics, toont Atkinson aan dat een beperkt aantal retorische middelen zoals het contrast, de opsomming (vooral de drieslag) en het puzzel-oplossingsschema, verantwoordelijk is voor het grootste deel van het applaus bij toespraken. Ook met de speechschrijver van Jeltje van Nieuwenhoven en Wouter Bos hebben we de proef eens op de som genomen, en inderdaad: die theorie werkt.
Bush deinst niet terug voor oneliners als ‘Al Qaeda is to terror what the Mafia is to crime’ - een aan Hollywood ontleende analogie waarmee hij zijn Italiaanse lectoraat tart. Hij amplificeert de drei-ging en demoniseert de onbekende tegenstander: Al-Qaeda is ‘a fringe movement that perverts the peaceful teachings of Islam. [...] The terrorists' directive commands them to kill Christians and Jews, to kill all Americans and make no distinctions among military and civilians, including women and children.’ Hij doet zichtbaar zijn best de terroristen te veroordelen zonder de moslims als groep van zich te vervreemden. Na ‘the saying of prayers in English, Hebrew and Arabic’ richt hij zich uitdrukkelijk tot hen:
I also want to speak tonight directly to Muslims throughout the world. We respect your faith. [...]. The enemy of America is not our many Muslim friends. It is not our many Arab friends. Our enemy is a radical network of terrorists and every government that supports them.
Bush toont zich een leider, die zijn bange volk geduldig en partijdig uitleg geeft: Waarom haten ze ons? ‘They hate what we see right here in this chamber - a democratically elected government.’ En: ze staan tegenover ons omdat we ze in de weg staan.
Ook schrikt hij er niet voor terug de motieven van de aanvallers te vergelijken met die van andere moorddadige ideologieën: ‘We have seen their kind before. They are the heirs of all the murderous ideologies of the 20th century.’ Bush presenteert een lijstje eisen aan de Taliban, waarmee hij zijn ethos als een daadkrachtige president
| |
| |
probeert te vestigen.
How will we fight and win this war? Hij kondigt acties aan, dreigt - met allusies op een bijbeltekst - landen die terroristen onderdak verlenen: ‘Either you are with us, or you are with the terrorists.’ En hij vergeet niet het veiligheidsbeleid een gezicht te geven. Hij stelt Tom Ridge voor als hoogste veiligheidsfunctionaris: ‘a military veteran, an effective governor, a true patriot, a trusted friend’.
Hij beantwoordt de vraag What is expected of us? met de fraaie anafoor ‘I ask you’. Zo toont hij zijn herkenbare, gekoesterde eenvoud en vervolgt in de geest van het ‘compassionate patriotism’, dat hij graag propageert: ‘We should live our lives, hug our children, cooperate with the investigation, have confidence in government, and say prayers for victims.’ Oorlogspolitiek moet overgelaten worden aan Bush.
De luisteraars die dan nog reserves hebben krijgen het tot slot nog zwaar in de peroratio, waarin Bush er nog een schep pathos bovenop doet, met een verhevigd gebruik van gekleurde woorden en stijlmiddelen. Na de beknopte recapitulatio ‘Great harm has been done to us’ zet hij het finale contrast nogmaals stevig neer: ‘Freedom and fear are at war. The advance of human freedom, the great achievement of our time and the great hope of every time, now depend on us.’ En met uitgekiende herhalingen doet hij een appèl op zijn volk om dapper te zijn: ‘Our nation, this generation, will lift the dark threat of violence from our people and our future. We will rally the world to this cause by our efforts, by our courage. We will not tire. We will not falter and we will not fail.’
Vol gevoel roert hij alle persoonlijke herinneringen aan 11 september aan. Ook Bush heeft zijn persoonlijke herinnering: het politieschildje van George Howard, die stierf bij het World Trade Center terwijl hij anderen probeerde te redden. ‘It was given to me by his mom, Arlene, as a proud memorial to her son. It is my reminder of lives that ended and a task that does not end.’ Brandweerlieden op vele plaatsen in de wereld wrijven over hun wang.
Nog een laatste keer toont Bush zich de krachtige leider die het volk zal voorgaan: ‘I will not forget the wound to our country and those who inflicted it. I will not yield. I will not rest. I will not relent in waging this struggle for freedom and security for the American people.’
Dan speelt Bush zijn laatste kaart. Van groot belang in oorlogsretoriek is het geloof dat het opperwezen aan de eigen zijde staat. Ook Osama Bin Laden zal geen oproep doen zonder zich op het goddelijke gelijk te beroepen. Bush heeft een subtiele maar zeer effectieve formulering: ‘Freedom and fear, justice and cruelty, have always been at war. And we know that God is not neutral between
| |
| |
them.’ Ik heb 29 seconden ovatie geteld. Het laat zich raden aan wiens kant God staat volgens de applaudiserenden. Voor de zekerheid wordt Zijn wijsheid gewenst in de allerlaatste woorden: ‘Fellow citizens, we'll meet violence with patient justice, assured of the rightness of our cause and confident of the victories to come. In all that lies before us, may God grant us wisdom and may he watch over the United States of America. Thank you.’
Verdoofd zet ik de televisie uit. Dat de verguisde Bush, die de namen van de leiders van Tsjetsjenië, Taiwan en Pakistan niet eens wist te noemen (maar wist ik die zelf eigenlijk wel?) zo verpletterend effectief kon spreken. Oorlog is onvermijdelijk. ‘Eloquent simplicity’ ammehoela! De toespraak was een aaneenschakeling van ritmische zinnen, allusies, drieslagen (‘We will not tire. We will not falter and we will not fail.’), contrasten, beelden (‘history's unmarked grave of discarded lies’), gekleurde uitdrukkingen en poëzie (‘Even grief recedes with time and grace’).
Aristoteles onderscheidde bijna vijfentwintig eeuwen geleden drie middelen waarmee een spreker zijn publiek kan overtuigen. Als filosoof vindt hij dat het overtuigen zich eigenlijk moet beperken tot logos: de aangedragen argumenten voor of tegen een stelling. Maar hij was realist genoeg om te begrijpen dat sprekers hun effect op het publiek zeer vergroten door ethos en pathos te gebruiken. Bush heeft alles op alles gezet om zich als een krachtdadig leider te manifesteren. Hij versterkt zijn ethos met zijn verklaring van de verwarrende gebeurtenissen, met zijn in vastberaden bewoordingen gestelde eisen aan de vermeende tegenstander, en door zijn belofte van een plan.
Maar virtuoos is vooral zijn inzet van het pathetisch arsenaal. Vanaf de eerste zin speelt hij - nee, beukt hij in op de geteisterde gevoelens van zijn publiek en via uitgekiende applaustrekkers wint hij de instemming en wekt hij de emoties op van de verwarde luisteraars in het congres en voor de tv.
Ongetwijfeld honen sommige aartstegenstanders deze toespraak weg. Toch wordt die niet alleen door mij, maar ook door vele andere sceptici huiveringwekkend goed gevonden: de president van het machtigste land ter wereld bleek op 20 september 2001 de macht van het woord te bezitten.
Tacitus stelde al: ‘Retorica bloeit in gevaarlijke tijden.’ Bush heeft zijn adviseurs en speechschrijvers intelligent ingezet en blijkt in gevaarlijke tijden in staat tot een verrassend verbaal leiderschap op het wereldtoneel. Hoewel het beeld het in de twintigste eeuw gewonnen lijkt te hebben van het woord, wordt hier een kras staaltje vertoond van de taaie levenskracht van een aloude discipline: de retorica.
|
|