[Nummer 110]
Redactie
Bij dit nummer
Op zaterdagmiddag 7 oktober 1944 deden leden van het Sonderkommando bij Krematorium iv in Birkenau, gewapend met stenen en zelfgemaakte handgranaten, een poging de doodsfabriek van de ss-staat lam te leggen. Er hebben eerdere opstanden in de getto's en concentratiekampen plaatsgevonden, ook in de vernietigingscentra Treblinka en Sobibor. De ritueel herhaalde bijbelspreuk ‘Als schapen naar de slachtbank...’, waaraan soms geen geringe conclusies zijn verbonden, is maar ten dele van toepassing op de slachtoffers van de nazi's. De revoltes in de doodsfabrieken konden alleen van de joodse Sonderkommandos uitgaan, de speciale werkeenheden die gedwongen werden bij de massamoord het vuile werk op te knappen, omdat zij behalve de daders de enigen waren die er levend rondliepen en wisten hoe het systeem werkte. Als dragers van het geheim werden zij door de ss aan het oog onttrokken en zodra hun uur geslagen had geëlimineerd. Toen al bestond van hen een uit geruchten opgebouwd beeld, zelfs voor medegevangenen: dat van ontaarde handlangers van de duivel. Die kwade reuk is altijd om hen heen blijven hangen en heeft ook wat zij gedaan en geschreven hebben aangetast. Niettemin hebben zij al ter plaatse het zwijgen doorbroken: zij schreven en in een actieve kerngroep was dat een gezamenlijke activiteit die nauw met een opstand in breder perspectief verbonden was.
Tussen 1945 en 1980 zijn er in de as bij de crematoria van Birkenau manuscripten gevonden, geschreven en daar begraven door leden van het Sonderkommando, die Auschwitz niet hebben overleefd. Van die ter plaatse in 1944 geschreven berichten - kronieken, brieven en verhalen - biedt deze aflevering van Raster een presentatie in de context van de doodsfabriek Auschwitz-Birkenau. Voor een deel is deze flessenpost - waartoe ook een viertal foto's van de vernietiging behoort die lang voor onmogelijk zijn gehouden - integraal onderdeel van de pogingen tot verzet in het kamp: als informatie naar buiten en oproep tot hulp. Uiterlijk in juli 1944 moesten de Sonderkommandos inzien dat de buitenwereld aan hun documenten en berichten, hun levenstekens en doodsignalen geen boodschap had. Ze kregen geen antwoord, noch rechtstreeks noch in de vorm van actie: de rebellerende Sonderkommandos waren volledig van de buitenwereld afgesneden. Vanaf dat moment veranderde de inzet van wat zij schreven van signatuur zoals zij ook wat de opstand betreft uitsluitend op eigen kracht konden vertrouwen. In die geest vertrouwden zij hun geschriften toe aan de elementen, in dit geval het toeval, de tijd en de ontvankelijkheid van de mogelijke vinderlezer-uitgever. Dan wordt de vraag, die met de presentatie van deze berichten gesteld wordt: wat wilden schrijvers als Zalmen Gradowski, Zalmen Lewental en Lejb Langfus en de anderen bewijzen: zichzelf en anderen, latere lezers inbegrepen? Zoals het woord ‘flessenpost’ zelf al inhoudt, is deze presentatie