Wat grappig is, is niet grappig. De lach gaat altijd om een fout. De lach gaat altijd om een tragedie, een kleine misschien, maar toch.
De lach gaat erom dat het niet is zoals je dacht, want er lag iets onder te schuren. Iets kwam omhoog, in een tussenruimte.
De lach is de ernst en het ijs. Als de zenuwen plotseling aan de dag komen. Een slippartij die wordt uitgewist met een domme lach. Humor is desinformatie. Dat weet iedereen.
Het mes schiet uit en je wordt gelukkig. De kleine tragedie bevrijdt de ziel uit de eeuwige tegenzin. Bij toeval, dan sluit het zich weer. Stil druppelt het bloed in de vruchtensalade.
Wanneer we lachen is dat omdat we het begrepen hebben. Dan heeft het leven ons ten slotte gestoken.
Iedereen weet dat er niets te lachen valt. En toch: het enige dat wij ons zullen herinneren is die lach.
[pagina 59]
[p. 59]
Overal meel
Als jij hier moet zijn
wil ik dat je in de buurt bent
of dichtbij, hier zit
en mij in je mond neemt of
mij draagt. Ik wil dat je
op mij de sporen ziet van de borstels
en de zaag, van heel de winter
dat je niet kwam, dat je alleen maar
in de keuken was of in Stockholm, en ik
hier zat te schreeuwen
en schreef
Er was eens
een molenaar die had
een meel dat wit was
als sneeuw
en het vervolg
niet kon vinden. Het was
in de maand maart, de ramen waren
ermee bedekt. Nu is de winter verdwenen
en jij bent hier
maar nog steeds
zit overal meel
[pagina 60]
[p. 60]
Toch kwamen de sterren
Het zijn die beschrijvingen die met ons
op de loop gaan. Hoe wij zeggen dat het was, hoe wij
vooral willen. Dan zijn we in dezelfde kamer, tot elkaar
gekeerd met wijn en nacht
en iets
dat daarbuiten wacht. Wij hebben
de gave van de spraak. Wij hebben ogen
maar geen zicht of overzicht. Wij zeggen
voorbeelden, wij zeggen
de tijd de volgende dag en week
soms jaren, het hele leven. Maar dat is niet
een weg, dat is
gewoon nu. Het is hoe wij willen
dat het moet zijn
wat ons broos maakt
en vastnagelt
Iemand die ik kende
likte 's winters een keer aan een pomp
en haar tong vroor vast en kon niet meer
een verlossend woord spreken. Toch kwamen de sterren