trekkelijk smalle lap tussen dijkweg en ‘eigen’ dijk in de lengte van de rivier.
Vormden het Drentse geheel, ondanks het oppervlak en de veelvoud aan tuinen, toch een soort ‘hortus conclusus’, van de wereld afgesloten, hier was de ruimte immens. De blik ging automatisch noordwaarts, naar de rivier die druk bevaren maar tegelijk rustgevend was, die stil lag en bewoog tegelijk; naar de uiterwaarden aan de overkant in Gelderland, de dijk die daar over kilometers kronkelde. Maar veel meer nog dan dat landschap was er lucht, overweldigend veel lucht. Je zou denken dat het uitzicht nergens weidser kan zijn dan vanaf het strand. Dat bleek onjuist en nog altijd weet ik niet hoe dat komt. Of het zou moeten zijn doordat populieren, kerktorentjes en molen, het vee aan de overkant, de doodenkele fietser en auto over de verre dijk, de ruimte erboven (die tegelijk leegte en volte is), meer accentueren dan de grijze watervlakte tot aan de horizon.
Als het huis zelf alleen uit de buitenserre had bestaan die tegen wind en regen beschermde, dan was het door het uitzicht al goed geweest. Maar het was veel beter. Deze prachtplek, een paar jaar eerder gekocht van een oude man, was niet van Nieuwe Rijken, zoals dat vaker en vaker gebeurt. Die zouden ook niet verhuurd hebben. Alles in en om het huis was door de bewoners zelf gerestaureerd, aangebouwd of verbouwd. En in de vele jaren dat we er kwamen was er altijd wel iets verfraaid of bijgekomen. Het interieur was eenvoudig, zonder tierelantijnen en zonder design; prettig; gezellig, zonder dat daar tuttigheid mee bedoeld is. Alles strak in de verf en brandschoon maar niet steriel. Er werd geleefd, met kinderen, hond en kat. Alleen al van de woonkeuken zou ik de lof willen zingen - van het verschijnsel in het algemeen, van deze in het bijzonder. Alles had een menselijke maat.
Op de wc hing een tekst uit een kerk in Baltimore, waar God niet in voorkwam en die een programma van humanisme en verdraagzaamheid vormde. Als wij kwamen waren de bewoners die ochtend al voor vakantie vertrokken. Als wij na weken weggingen gaven we de sleutel aan de buren. Twee keer hebben we elkaar in al die jaren heel kort ontmoet. Maar zonder ze te kennen, behalve van wat telefoongesprekken, beseften we dat die wc-tekst voor hen geen loze woorden maar een richtlijn vormden. Die bij voorbeeld inhield dat wij voorrang kregen, dat eerste jaar. Het is naïef om aan de plek, het grandioze landschap en het prettige huis een morele kwaliteit toe te kennen. Alsof uit de veronderstelde goedheid van de bewoners die schoonheid voortkwam. Maar het voelde zo.
Hun kinderen werden groot en ze gingen niet meer gelijk op vakantie. Het huis wordt dus niet meer verhuurd. Het was de beste plek waar we ooit waren.