Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2004 (nrs. 105-108)
(2004)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Joke van Leeuwen
| |
Rutger Kopland
| |
[pagina 90]
| |
daarom zei ik: vrienden, we weten dat de materie
op ons bord en in ons glas kan vervluchtigen
in ons lichaam tot heerlijke poëzie
maar wisten jullie dat onlangs ook is gebleken
dat op poëtische wijze heerlijke gerechten
kunnen worden gemaakt
er viel een stilte waarin je alleen de geluiden
hoorde van messen en vorken, van drinken en slikken
en van het getik van de klok
maar ik vervolgde: men heeft ontdekt dat er gedichten
bestaan die zo goed zijn gemaakt dat de woorden
veranderen in wat ze beschrijven
zodat het woord vlees vlees wordt, het woord brood
brood, het woord wijn wijn, ik noem maar
een paar voorbeelden
als poëzie de ruimte van het volledige leven
tot uitdrukking moet brengen, de echte werkelijkheid
dan kun je je voorstellen dat een gedicht
een heldere soep kan opleveren
een doorleefde wildschotel
een luchtig nagerecht
een mooie bordeaux
men begon mij te begrijpen en het werd zodoende
een vrolijke literaire maaltijd
we vroegen ons af welke poëzie we zaten te eten
en te drinken en we zochten naar gedichten
in ons hoofd die we een volgende keer
op tafel zouden willen zien
ik zal niet zeggen welke dat waren
iedereen kan ze bedenken
| |
[pagina 91]
| |
Tomas Lieske
| |
Erik Menkveld
| |
[pagina 92]
| |
het afplaggen van de verruigde salades
stagneert, wijnen talmen in geheven glazen:
de gebruikelijke gezelligheid uit zee
is deze vis niet. Een openbaring,
opgehaald uit wateren van aanvang
lijkt ze. Al ontbraken kop en staartvin,
ervaren vissers verbeten hun tranen
bij het zien van de borsten, de aanzet
tot ledematen. Hoeveel soorten moesten
vergaan voor deze ongeëvenaarde? Of
zijn eruit ontstaan? Maar het ogenblik
van nuttigen is daar. Ongewis moment:
de kok stond voor een culinair raadsel.
Hoe bereid je wat niet eerder bereid is
en ogenschijnlijk in zichzelf volmaakt?
Pocheren, braden, marineren? Overbodig,
een belediging. En daarna? Hou je het
simpel met zeewier en mootjes op toast
of vraagt dit om een complexe brandade
voor de meereisende maag? Rauw, ongesneden
werd het, met struisvogelei en slobeendrollade.
Zelfs het plonzend ijsklontenwater
onderbreekt zich nu op het uitstroompunt.
Daar steekt de uitverkoren eerste eter
de eerste hap in zijn mond. Hij kauwt
in stilte en ongekende overgave. Begint
dan ijselijke kreten te slaken. Uit afkeer
of extase? Minutenlang danst hij rond
en bedaart tot verbijsterd staren. Zelfs
na de soesjes kan hij er niet over praten.
| |
[pagina 93]
| |
Hsia Yü
| |
Marjoleine de Vos
| |
[pagina 94]
| |
Hoe heilig is die rosse goudglans jou
van spattend visfrituur, garnaalkroket
het juiste uur voor camembert en peer
de geur van drank de klank van mossel in de pan?
Wou jij niet inkeer zijn, de wijn
bewaard voor mis en bloed wou jij niet
vasten, zelden zoet maar bitter in de mond
het hart gezond en steeds de geest getrouw?
Moet ik beseffen dus de duivel in de boerenkaas
verleidt de haas mijn heilige in haar woestijn
zou ik veel liever mysticus met kalme blik
een mager mens met niets tevreden kunnen zijn.
Oh lieve room oh trouwe soep oh dom geluk
van groot gebraad - ik ben onthecht
van elke wens bij witte wijn en ene mens
met mul aan zee, zo fijn gevuld, voorgoed getwee.
| |
Jan Baeke
| |
[pagina 95]
| |
Een enkeling blijft zitten
om eens goed te lachen
of bitter te wenen
boven het alfabet.
Wat we moesten versnijden
begrijpen de disgenoten
is een andere oorlog die ons 's nachts bevangt
als we dit huis gemarineerd verlaten
half glimlach, half afwezigheid.
Ook de handen van de tot eten gedrevene
vergeten soms de vorm
die brood met bloedworst is
en de handen van degenen
die zich niet kunnen bedwingen.
2
In de lange winters van Horendonk past een oud gebruik:
om in het vuur een tweede kans te bedelen
om hutspot veilig ter tafel te brengen
wacht men op een onverwacht woord.
Een woord en alles voegt zich bij de rook
waarin ik naar de pan staar
en de wirwar van dwarrelende kranten, schemer, sneeuw
de andere kant van alles
kan worden teruggebracht tot een idee van uien, wortelen en spek
rondom op alle stralende gezichten.
Eten zou het heten, vlees en groente bedacht
om van te leven, om goed af te lopen.
Toch bracht de dag veel verbeteringen.
Het eten was verbrand maar de gasten
gaven mijn schaduw een hand en vertelden
hoe ze nooit iets in de steek gelaten -
Zo begonnen jij en ik aan het oponthoud, de details
nodig om een oud gebruik
in onze geschiedenis te maken
en nog stem te houden in dit bont en blauwe
doorgevraagde
| |
[pagina 96]
| |
verbeten
van het kauwen verloste
avondmaal.
3
Jij was er niet, toen ik at.
Toen ik at was er licht in de lamp
waren er woorden op tv
trof een foto in de krant.
H. die jou niets zegt kwam mij
de dag nadien conclusies brengen
of waren het vragen?
Nog moest er in de koelkast en
tussen de gedroogde kruiden, in de potten
rijst en pasta, diep in de venkel of het lof
iets zijn van wat we aten, hoe we aten.
Ook later die dag bij het bier
en met H. in een slenterend betoog
een vleugje peper en vanille
jouw mond die een smaak zoekt
nog onvolledig, wat we elkaar zeiden
een schaduw, het negatief ervan
maar we konden het nergens ontdekken.
| |
Alfred Schaffer
| |
[pagina 97]
| |
van onschuld boven de dampende schalen. Denk jij wat ik denk.
‘Laat het niet koud worden hoor!’ Nog eens wat feiten op een rij?
Feiten en ingrediënten, in woord en gebaar. Zonder te smakken.
‘Ik lust je ráuw.’ Wijsheid achteraf kon ons maken of breken.
| |
K. Michel
|
|