tentieel van de techniek. Een simpel voorbeeld: ik stond op straat naast een rioolgeul die ze aan het graven waren. Op een 2D-foto zie je niet hoe diep die is. Op de stereofoto zie je, met een gevoel dat je erin kunt vallen, dat hij meer dan een meter diep is. Je krijgt dus andere informatie. Toen ik me erin ging verdiepen, kwam ik erachter dat die spionagevliegtuigen, die U2's of zo, ook in stereo fotograferen. Dat is logisch, als je het eenmaal weet: pas op een stereofoto kun je zien hoe hoog een object is. Ook de Marsverkenner fotografeerde in stereo. Tot mijn verrassing werd er voor technische en wetenschappelijke doeleinden heel veel in 3D gefotografeerd.
Overigens, ik noemde net die view-masters; die hebben voor een deel de stereofotografie een slechte naam bezorgd, door heel overdreven, sensationele beelden vol effectbejag te bieden. Vaak dragen die beelden niet veel bij aan wat je ziet. Je moet iemand iets laten zien waar hij wel naar toe wil.
New Kashgar 1 (orgineel in kleur)
Een foto van een giraf in 3D is op zichzelf niet interessanter dan een platte foto van een giraf.
Het wordt interessant als je een giraf in zijn omgeving ziet. Dan moet je hem ook niet isoleren, maar zorgen dat er veel dingen omheen zijn. Er komt dus nogal wat bij kijken; je moet je steeds afvragen wat het kan toevoegen, en hoe je dat dan doet.
Hoe komt het dat het allemaal scherp is?
Dat is een technische kwestie. Je moet heel zwaar diafragmeren, zoals dat heet. Als je het diafragma heel klein maakt, is de scherptediepte heel groot, dan is de foto van voor tot achter scherp. Dat willen heel veel fotografen in 2D natuurlijk juist niet, omdat zij het moeten hebben van de dieptewerking die je bereikt met een scherpe voorgrond en een onscherpe achtergrond, of omgekeerd.
Men is trouwens vooral in Nederland