zo zullen onze voorouders
de aandrang hebben gevoeld om, naast honderd, ook het
heftiger woord duizend te gebruiken voor een niet nader te
bepalen grote hoeveelheid. Dat het inderdaad zo gegaan moet zijn zien we aan
de geschiedenis van de namen voor de duizendpoot, een beestje dat in
werkelijkheid minder dan 200 pootjes telt. Aanvankelijk heette het dier dan
ook een honderdvoet; onder deze naam staat het
geboekstaafd bij de 16e-eeuwse lexicograaf Kiliaan. In 1770 sloeg de inflatie toe en kreeg het dier de naam duizendbeen. De huidige naam duizendpoot
dateert uit 1881.
Het verschijnsel van de woordinflatie, vele eeuwen geleden begonnen bij honderd, heeft intussen allerminst halt gehouden bij duizend. Integendeel, de ontwikkeling ging onstuimig door.
Er kwamen verschillende opvolgers, om te beginnen duizend en
één. Deze uitdrukking voor ‘heel veel’ belichaamde een paradox: ze
drukt niet alleen onmetelijkheid uit, maar ook precisie. De uitdrukking was
van oosterse oorsprong en werd in het westen bekend door de
verhalenverzameling De vertellingen van 1001 nacht,
waarvan het oudst bekende handschrift uit de vijftiende eeuw dateert. Het
werkelijke aantal verhalen daarin bedraagt 271. De schrijver van de
vertellingen was overigens niet de bedenker van de uitdrukking, want die
bestond al langer; in het Arabisch betekende de uitdrukking gewoon ‘veel’.
De 1001 Nacht werd in de achttiende eeuw voor het eerst in
het Nederlands vertaald, en in 1871 borduurde Multatuli op de uitdrukking voort met zijn
Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten
. De inhoudsopgave achterin het boek maakt melding van 167 items.
Ook langs een andere weg werd er op de uitdrukking duizend en
één voortgeborduurd: het werd opgehoogd tot duizend en
twee - over intertextualiteit gesproken! De nieuwe uitdrukking komt
voor in de titel van Ed van Eeden's boek
Wisecracks, oneliners & wijsheden: 1002 afmakers
voor de erudiete conversatie
(1994).
Een andere concurrent van duizend, als symbool van een zeer
groot aantal, was de uitdrukking duizend duizend, die in
de zestiende eeuw was ontstaan maar allang weer uit onze taal verdwenen is.
Duizend duizend betekende niet, zoals men zou kunnen denken, ‘tweeduizend’
of ‘een miljoen’, maar ‘oneindig veel’. Matthijs de
Castelein dichtte in zijn Const van Rhetoriken
(1555):
Haer crachten [van Venus, RR] zyn ghebleken in daude croniken An
dusent duust auwers [voorouders].
Ruim een eeuw geleden ten slotte heeft ook miljoen zich
aangediend