Matthijs van Boxsel
De wijze sommen van Nasreddin
Nasreddin, Leider van de Derwisjen, Meester van de verborgen schat, een
volmaakt mens. Velen zeggen: ‘Ik wou leren, maar hier vond ik enkel waanzin.’
Maar als ze elders diepe wijsheid zochten, zouden ze die wel eens niet kunnen
vinden.
Ablahi Mutlaq, ‘De Volslagen Idioot’, Leerstellingen
van Nasreddin 1617
Hodja Nasreddin (ca. 1208-1285), de heilige zot uit Anatolië, staat in een lange
traditie van morosofen, wijze dwazen en dwaze wijzen. Hij is zowel de sluwe
spotter, de ‘mookos’, als het domme slachtoffer, de ‘mooros’. Dit verklaart
waarom er over Nasreddin (en verwante figuren als Abul-Fath, Juba, Abu Seid en
Tijl Uilenspiegel) zowel schelmenstreken als domdaden zijn overgeleverd.
Nasreddin illustreert zowel de dwaasheid van de wijsheid, als de wijsheid van de
domheid. Op het punt waar domheid en wijsheid elkaar kruisen, raken wij aan de
fundering van onze beschaving.
De traditie wil dat degene die eenmaal over Nasreddin begint, verplicht is
tenminste zeven verhalen over hem te vertellen. (Alle voorbeelden zijn ontleend
aan Jismath Slobex Morosofia universalis, Salée 1957)