Kees Nieuwenhuijzen
In memoriam
deel 1
In een paar seconden zag hij, als in een halfslaap, hoe zijn onderbeen van de
operatietafel werd weggeveegd in een hemelsblauwe plastic vuilniszak, opgehangen
in een witmetalen ringvormige standaard. Direct daarna zakte hij weer weg in de
narcose.
Het zou dagen duren voordat hij dit beeld weer op zijn netvlies kreeg. Het duurde
maanden, maanden van gestuntel waarmee opnieuw leren lopen gepaard gaat, voordat
hij zich afvroeg wat er met dat been was gebeurd.
Begraven zullen zij het niet hebben, zijn te vroeg gestorven been. (Grafschrift
met de variant: Hier ligt mijn poot, hij is alvast dood.) Nee, het zal verbrand
zijn, in rook opgegaan zoals de ontelbare sigaretten die de oorzaak waren van
het voortijdig afsterven. Verbrand, samen met andere resten die op
operatietafels achterblijven.
Wat wordt er met de as gedaan? Er was hem niets gevraagd. Bestaat er zoiets als
een verzamelurn zoals je ook een massagraf hebt?
Zo kun je dus bij stukjes en beetjes verdwijnen. Waar is het begin? Afgeknipte
nagels gaan in de vuilnisbak, haren idem, behalve als zij afgeschoren zijn, dan
gaan zij met de zeepresten door de wasbak, net als de poeder die achterblijft in
de Philishave, die overigens bij het ouder en grijzer worden steeds meer op de
as gaat lijken waar de blinde darm, de poliepen en de amandelen in zijn
veranderd.
En nu dan het been. Maar dat is toch een andere zaak, zijn been, waarmee hij
weliswaar niet de Mount Everest bedwong maar wel de Grebbeberg, waarmee hij één
doelpunt scoorde voor Hercules, junioren II. Waarvan hij de enkel brak toen hij
te Wons dronken over een slootje sprong, en waarmee hij even naar de bakker
liep.
Niet een been als ieder ander maar zijn been. Vertrouwd. Na 62
jaar dienst beslist géén afdankertje, klaar om bij het oudvuil te zetten of toe
aan de afvalverbranding.
Nu pas weet hij hoe hij eraan gehecht was, hoeveel hij ervan heeft gehouden en,
als hij zijn krukken pakt, hoe hij hem mist.