[Nummer 94]
Redactie
Bij dit nummer
Omdat hij een van de weinige goedgehumeurde filosofen is, misschien wel de meest opgewekte van allemaal. Omdat hij zich voor alles interesseerde en alle genres beoefende. Omdat hij de bezielende kracht was achter de Encyclopédie, dat monument van de Verlichting. Omdat hij een hinkstapspringende roman schreef die na twee eeuwen nog steeds even hilarisch als diepzinnig is om te lezen. Omdat hij geen paradox uit de weg ging. Omdat hij de bron is van de uitdrukking ‘esprit de l'escalier’. Omdat hij in een filosofische beschouwing d'Alembert een natte droom laat hebben (die functioneel past in het betoog). Omdat hij een van de pioniers van de kunstkritiek was. Omdat hij de zee voor het allereerst zag bij Scheveningen toen hij nota bene al negenenvijftig jaar oud was. Omdat hij een van de zeldzame filosofen is geweest die geen vrouwvijandige opinies koesterde. Omdat zijn hartveroverende brieven aan Sophie Volland een levendig beeld schetsen van het milieu van de Franse Verlichtingsfilosofen. Omdat hij in het verslag van zijn verblijf in Holland schrijft over - hoe actueel - de veeziekte die het land in die periode teistert.
Mooie argumenten en motieven om een Rastemummer aan het werk van Denis Diderot (1713-1784) te wijden, maar helaas zijn ze geen van alle doorslaggevend en tezamen schieten ze tekort om het bijzondere van Diderots werk te omvatten. Vandaar dat hij in dit nummer zelf uitgebreid aan het woord komt. Uit zijn divers oeuvre presenteren wij een verhaal, een kunstbeschouwing, een romanfragment en een lemma uit de Encyclopédie; bijna allemaal voor het eerst in het Nederlands vertaald.
Het leven en het werk van Diderot worden door Cyrille Offermans uitvoerig ingeleid en besproken. En een aantal van Diderots belangrijkste werken worden door verschillende auteurs onder de loupe genomen: de roman De non wordt door Anneke Brassinga aan een beschouwing onderworpen; Marjoleine de Vos verhaalt van haar lezing van de Brieven aan Sophie Volland; Sjef Houppermans laat zijn licht over De neef van Rameau schijnen; S. Dresden bespreekt De paradox van de toneelspeler; en het lemma Lied uit de Encyclopédie wordt door Margriet de