Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2000 (nrs. 89-92)(1999-2000)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Robert Anker Vijf gedichten Midden uit het holst van de nacht mijn grensbewaking uitgeschakeld hebbend besluimerd mijn hooglandbewonersaspiraties sprong het heelal in de leidingen en ving te zingen aan, nu ja een niet in volume maar in hevigheid toenemend neuriën dat een kooi van elektriciteit opspande daarin mij zwevend houdend als een ziel met een piepje uit de stembandloosheidsverbijstering van mijn verdwijnen in het hier en nu van mijn tweedimensionaliteitserlebnis waaraan de ribben zich tot uiterste bandbreedte versmallend een diafragmatisch kieren bieden tot in het holst van een bestaan buiten mij en zonder mij maar voor mij dat mij ontvangen wil door op te houden te bestaan maar op straat schalt een kind om zijn moeder roept een junk om haar dealer of rammelt daar een kettingslot, schuift zich daar een raam omhoog omdat er zoveel liefde is die zo graag naar binnen wou? [pagina 65] [p. 65] Een regen trok maar niet voorbij op mijn raam in striemende hunkering naar hoger noodweer dat zich ophield, zeg maar zijn geduld bewaarde in de rukkende badhanddoek op ginds balkon bijvoorbeeld, dat zich nog niet wenste mede te delen aan mij, de achterramige regensurfer die mijn mij ontstellend bereid vond zich over te storten uit eigen noodweer in een beestachtig stervend klimaat buiten zichzelf door tot stand te brengen de versplintering die ongewild maar diepdoorzocht de weg bevrijdt om te onthuizen in die badhanddoek per rukwind wordende uitgeschud tot kinderzand aan de laatste grijzend zwarte kinderloze zee begrepen als de zich aan zijn knijpers ontrukkende juichend triomferende wegzwiepende badhanddoek in het oog van de wind die hem voortkijkt weet niet waarheen. [pagina 66] [p. 66] Hoewel aan der bomen onderkant een wemeling zich ophoudt van een verre zon die god kan zijn dan liever nog benevelt hem de stemvocalise van zijn moeder maar liever nog ben1eemt hij zich van waargenomen zijn tot eigen helderheidsbegeren vertakt te zijn in biosferische bebloeiing van zichzelf uit de natte aarde van een bodem die de grond wil zijn van een ademstokkend geluk dat bij hem is uit den hoge hoogstens door vogelnoten aangeleverd de rest is geuren en het blikveld tuimelend in zijn open ogend hart een ode aan de bodem op zijn goede grond die hem zal zijn ten dode alsof ook hij niet weet dat alles wat hier branding is nog door het rookgat van de taal naar buiten moet. Nee, dat weet hij niet. [pagina 67] [p. 67] De zon daalt, wij hebben ons verinnerlijkt in ons bootje en varen zoet vereenzaamd in een landschap waarbij ik roei en jij met elegante handslag het water in het water schept opdat wij zinkende niet zinken in het water waar zo pas zie ik omkijkend land was en ver voor mij op de kant was de kindertijd en wuift nog o god wat hou ik toch van de knieën uitje rok! [pagina 68] [p. 68] Met haar rugzak zwaarder dan een paard om stuitert desondanks zij de trappen op en af woont in abstracte lessen voor een toekomst met haar gierende vriendinnen wild gearmd naar de wc's een wijle daar valt zij in een aandacht voor haar oogopslag haar rozenmond in de beheersing van haar hoofddoek strijkt zij langs de jongensblote navel der vriendin o zij haat de broertjes in haar kamer met agendazware zucht en tekent haar belofte in het stralendste gezicht dat zij ooit tekende, o knusse dingen hou me vast ik blaak van alles wat me ook vandaag omringde. Vorige Volgende