Zou zo'n experiment in 1998 dezelfde effecten kunnen hebben? De angst voor stilte is bij radiostations niet veranderd. Maar de luisteraar zou wel minder in de war raken van het falen van een rotsvaste autoriteit.
Het oude Hilversum kende vele geboden en verboden. Het vreemdste leek wel het gebod van geluid uit te zenden. Zendgemachtigden waren daartoe in de hun toegewezen zendtijd verplicht. Maar hoeveel geluid was volgens dit voorschrift geluid? Dat stond nergens. Trouwens, wat school er voor kwaad in stilte op de radio?
Wat weet ik, 23 radio-jaren later, van stilte?
Stil betekent in de taal zowel geluidloos als bewegingloos. Een correcte dubbele betekenis, immers geluid doet zich voor in trillingen en golven.
Wat ik hoor hoeft niet van buitenaf te komen, het lichaam produceert zelf ook geluiden. In een zogenaamd akoestisch ‘dode ruimte’, zo omschreef me een proefpersoon, ‘hoor je je bloed als modderstromen door je slapen gaan’.
Er bestaat objectief, meetbaar geluid naast subjectief, hoorbaar geluid. De sterkte van beide wordt uitgedrukt in varianten van deci-Bel, kortweg dB. Stilte is voor een mens minder dan 10 dB (A). De pijngrens (vlakbij een straalmotor) ligt bij 130 dB (A).
Als ik ‘niets’ hoor betekent dat niet dat er geen geluid van buiten komt. Mijn hoorvermogen heeft grenzen, al kan veel van wat daarbuiten valt, versterkt of verzwakt, alsnog goed hoorbaar worden gemaakt.
Maar dat is niet alles.
Het brein zelf produceert ook geluid, en zonder dat er trillingen en golven aanwijsbaar zijn. Zo is het mogelijk dat wie een boek leest daarbij een stem ‘hoort’, dat een musicus muziek hoort als hij een partituur leest.
Het lijkt er op dat we, hoe dan ook, altijd wel wat ‘horen’, misschien wel moeten horen, dat stilte voor een levend wezen alleen als fictie bestaat.
Daarop doelde misschien de componist John Cage toen hij een muziekstuk schreef zonder geluid. Wij luisteren selectief. Wat niet voor ons terzake doet nemen we gewoonlijk niet waar (tenzij het zeer luid is). In een stille concertzaal worden dan opeens het schuren van nylonkousen, het borrelen van een maag en inwendige stemmen gehoord. En zo is er toch een muziekstuk.
Het brein verdraagt geen losse eindjes, geen non-informatie, het is voortdurend bezig zin te maken uit willekeur, in het kader van zijn grootse taak een samenhangend personage op de been te houden.