met twee neuzen, twee monden, die zich als reuzenspinnen voortbewegen. Wie is de man van ons beiden en wie de vrouw? Zeus kliefde de man-vrouw-wezens doormidden omdat ze een bedreiging vormden voor zijn heerschappij, maar het huwelijk heeft het man-vrouw-wezen weer hersteld, en daarom is Zeus verdwenen, omdat er naast een complete mens geen Zeus meer kan bestaan.
Als je ons zwijgen betreurt, komt dat omdat de kwaliteit van echtgenote in jou zwakker wordt. Hoor je mij dan niet meer in de stilte zoals ik jou in de stilte hoor? Toch weet je dat woorden tussen ons meer dan een pleonasme zijn: ze zijn een gevaar, een veeg teken; en als ik soms met je praat zoals ik vroeger praatte, vraag je olijk, maar met wantrouwen in je stem waaruit een verborgen angst spreekt: “Wat is er met jou aan de hand? Heb je iets voor me te verbergen?” Het is waar: “Ik heb iets te verbergen, en ik moet van voorafaan beginnen.” Het woud van woorden, de weelderige, bloemrijke woorden, de woorden die willen overtuigen zijn de kit die een breuk in onze verstandhouding moet dichten; en als je ziet dat ik weer begin te praten “zoals toen”, doe je ogen dan goed open want er is een breuk.
Ook verwijt je mij dat ik “met de anderen” praat zoals ik vroeger met jou praatte. Dat is waar. In een soort verdwazing probeer ik met de anderen een verband aan te gaan zoals ik mij ooit met jou verbonden heb, dat wil zeggen: dezelfde dingen doen en denken, vooral “denken” met het verbod, op straffe des doods, verschillende dingen te doen en te denken. Buiten ons kan er solidariteit bestaan (aangenomen dat die mogelijk is) en gemeenschappelijke belangen, maar geen verbond. Er bestaan elastische en wijdmazige verbanden, waarin de een bij voorbeeld kan houden van de Psalmensymphonie van Strawinsky en de ander van Iris van Mascagni, terwijl in ons verbond, in onze staat met zijn wetten en statuten, elk eclecticisme, elk compromis, elke tolerantie uit den boze is. Men praat om er beter van te worden. Maar wanneer twee hetzelfde weten, hetzelfde geloven, van dezelfde dingen houden, dezelfde dingen haten - en wanneer ze niet van verschillende dingen kunnen houden, geen verschillende dingen kunnen haten, denken en geloven -, waar is dan praten goed voor? Laten we ons door de stilte beschermen als door een kaasklok; en ervoor waken, terwille van onze wetten, ons statuut, onze staat, die stilte niet te verbreken.’
De brief eindigt als volgt:
‘Ik schrijf je dit alles omdat er onder de koepel van ons zwijgen dingen zijn die je nog wel kunt schrijven maar niet hardop kunt zeggen.’
Albeto Savinio (1891-1952), pseudoniem van Andrea De Chirico, motiveerde in een vooraf bij zijn Nuova Enciclopedia (1977) het schrijven van een eigen encyclopedie als volgt: