Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1998 (nrs. 81-84)(1998)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Erik Menkveld Vijf gedichten Drie aankomsten 1 Twee gedecoreerde heren met gezichten of ze die al jaren hebben blijken bereid me te vervoeren naar de oceaan. Palmen grijzen aan de slapen langs de boulevard, aan het einde van een pier staan hengelaars te praten of ze daar dagelijks staan. Niemand haalt op of heeft zelfs maar beet. Toen ze uiteindelijk al dat water tot de einder hadden liggen zijn ze waarschijnlijk de vissen vergeten. Maar, werd in tijdnood besloten, dat heeft 'ie toch niet in de gaten. 2 Van schoeisel gewisseld in een Stube. Na de heilbronnen, dennenwouden, bakstenen boogbruggen en Moezelruïnes de dagelijkse Duitse realiteit. Wat hebben ze daar een werk van gemaakt! Volcontinu verkeerssituaties! Grasvelden op de raarste plaatsen! Dans- en percussiegroepen in winkelpromenades! Kamers met uitzicht op straat! [pagina 194] [p. 194] 3 Met ledematen door struikgewas geschramd lukt het bij duister onverwacht te arriveren op een plek die altijd uithoek is gebleven: uitsluitend in trek bij ezels en geiten, in feite niet meer dan een stenige vlakte met tegen beter weten in een boerderij. Verbouwereerd beperkt de eigenaar zich tot eenvoudige klanken en het presenteren van een inderhaast georganiseerde sigaar. Maar diezelfde avond nog slaagt hij erin muzikaal te onthalen op blaasinstrumenten en in authentieke kledij van de streek naast een prijswinnend schaap te paraderen. En de volgende ochtend al heeft hij een dorp met een levendig marktplein van de grond temidden van berghellingen vol wijnranken. [pagina 195] [p. 195] De waarheid nadert Deze dag, waarop elke inwoner zijn angstigst vermoeden uit zal zien komen, lijkt nog een dag zonder mij: vertrouwde geuren van houtvuur, vochtige aarde, dampend voorjaarsgroen. Een vrouw staat de buitenboel te doen, achter de slaperdijk oefent een koor. In het hakbos stuiten de honden lallend op eigen spoor. Door weinigen nog voor mogelijk gehouden schijn ik niet meer te bestaan tegenwoordig. Dat gaan ze hier beleven vandaag. Levensgroot en oorverdovend nader ik het dorp. [pagina 196] [p. 196] Twee heren voor Sun Wenbo Door god weet welke ingewikkeldheden zitten ze plotseling samen aan tafel: een vriendelijke, goedgeklede Chinees die Chinees spreekt als geen ander maar niets anders en een goedgeklede vriendelijke Nederlander die zijn talen kent maar geen woord Chinees. Na wat aarzelende geluiden halen zelfs de eenvoudigste vragen - hoe heet je, waar kom je vandaan - hun mond niet meer. Zwijgend als beduusde rotsblokken kijken ze elkaar aan. Zon valt door de ramen op hun bereisde handen die de nerven nagaan van het tafelblad. Ze lachen. Wie heeft hij tegenover zich vraagt ieder zich af. Hun welbespraakte lieftallige levens wuiven van steeds groter afstand naar de heren waarin ze steken. Vorige Volgende