Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1997 (nrs. 77-80)(1997)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] Lennart Sjögren Gedichten Winterdeining 's Winters zwerven deinende golven gekleed in grijze hoezen het zijn lage, wiegende bergen het is alsof zij met olie bestreken zijn zij boezemen Angst in, Verwondering, Gelatenheid. Er bestaan verhalen over hun cynisme geen mens kan langer dan een paar minuten met hen verkeren zij schenken geen genade. Niemand heeft hen horen spreken. Maar zelf lopen zij het risico te bevriezen daarom zijn zij voortdurend op weg die nacht dat de wind hen verlaat en hun bloedsomloop steeds trager wordt accepteren zij hun eigen doodvonnis. Dan barsten witte vonken door hun huid de fijne schalen worden hard en hun hart daar diep beneden kan niet meer. In hun zwakte lijken zij op meren en als het daagt liggen zij stil onder de eerste ochtendnevels. Het is dan dat de mens over water kan lopen. [pagina 177] [p. 177] Scheermes Zit met een scheermes in het zand te kerven het zand wordt opengereten en het puntige verliest zijn scherpte. Omstreeks deze tijd is de zon heet de mierenleeuw bewaakt zijn holen en een aantal mieren moet bestendig bloed afstaan ten bate van de bewakers. De droom over een vliegtuig dat van grote hoogte neerstort in het zand keert terug. Het scheermes deugt niet langer voor zijn doel maar het zand wel altijd voor het zijne. En hij die hier een toren bouwt, moet zelf de verantwoording voor zijn bouwsel dragen; als de zee komt vlucht ook het zand en begeeft zich op een van zijn onbegrijpelijke omzwervingen, wie het oudste is: de zee of het zand wordt een metafysische vraag. Het scheermes is levensgevaarlijk en versleten achtergelaten in het zand de mierenleeuw blijft met het zijne bezig de droom over het vliegtuig keert terug. [pagina 178] [p. 178] Het vergeten Lichtgroen glijden de heuvels richting zomer, als zij in midden Juni zijn beland zijn ze nauwelijks nog te zien. Alles is dan door de groene sluier overdekt. Tussen de seringen bij de verlaten huizen met vensterramen meer verlaten door het leven dan enig afscheid kan op dat moment een gesprek worden gevoerd dat uitsluitend gebaseerd is op restanten. En zij die in hun binnenste een wat lichter verdriet meedragen vinden daar een toevluchtsoord en bereiden zich op een minstens toevallige overeenkomst over het vergeten voor. Degenen die een zwaarder verdriet torsen dromen geen moment over zoiets. Over vergeten roept ook de koekoek voordat zelfs hij in de zomer verdwijnt, maar zijn roep wordt verdubbeld en wat uitgeteerd zou moeten zijn en voorgoed vergeten keert in de echo achter het vergeten terug. [pagina 179] [p. 179] Die avond Nu is die avond aangebroken waarop alles wil spreken, het is eind November en zij die niet eerder van zich lieten horen tonen nu hun gezicht of het nu geesten, kinderen of mechanische konstrukties zijn die je hoort in de mist. Nu kan een doodgewone drempel tussen twee kamers een bijna onoverkomelijke hindernis zijn. Want ook hij wil het woord. Ramen geven hun tekens en wie dacht dat hier vrijheid heerste roept: haal mij hier weg. Tegelijkertijd bang dat iemand toch antwoorden zal vanuit de muur of de nevel. Dan spreekt het vreemde alles heeft zijn tong teruggekregen. [pagina 180] [p. 180] De zee De zee die zich opnieuw verheft zij verheft zich uit haar water en concentreert zich in ons tot een stam. Zij bouwt een zuil over zichzelf en schiet in volle vaart omhoog splitst zich dan en hult zich in haar val in een regenboog zij valt in ons uiteen - zij maakt ons anders dan voorheen in een bladerkroon schudt zij zich boven ons en haar eigen verwondering uit. De etalages van de zee waarin de waren van het leven liggen uitgestald en een steen die het dikke glas doorbreekt. Natuurlijk heeft de zee ons niet nodig natuurlijk heeft zij genoeg aan haar eigen verwondering en aan alle jongen om zich heen, een gestrekt liggende moederlijke zeug is zij met stromingen die bij haar zogen. Ze zeggen dat het oneerbiedig is om de Zee een zeug te noemen diegenen begrijpen niet het uitgestrekte waaruit het lijf groeit, dat zich langzaam op zijn zij laat rollen. De zee en alle motoren van de mens op volle toeren een moment zonder stuurman nu, waarop de cylinders vrij, de boten vrij berichten met zich meedragen over de voortdurende ontdekkingen. De paarden van de zee maar niet de in parades gedresseerde en niet de rasechte in een keurslijf gedwongen dat de leugens verbergt. Alleen de ongetemde met ruggen vrij nog en snelle beten. Plotseling werd alles stil, volkomen stil en hoor je het warme kloppen onder de schedel van een pasgeborene. De longen van het water halen adem en de schouderbladen bewegen zich zachtjes, de ingewanden en hun bedrijvigheid. [pagina 181] [p. 181] Hoe diep klopt niet het hart van de zee en haar tanden glanzen nog wit zelfs in de nacht. In mijn geloof huist ook mijn angst daarom eis ik het onmogelijke ik maak schoven van bladeren die door mijn lichaam vallen ik vermenigvuldig de zee met de zee tot schrijfbladen als vruchtenkorven openbreken. Al dergelijke pogingen zijn tot mislukken gedoemd. Het is niet de grootte van de zee die mij lokt dat er zo en zoveel mijl tussen haar oevers slapen. Op een dag verheft zij zich volstrekt anoniem en zonder enige aanzet tot figuratie, zij houdt haar lege doek op waarop de resten van een gezicht zichtbaar worden een menselijk gezicht is het een dierlijk - en meer dan dat. Het kijkt gekweld en zinkt weer naar het eigen midden. Het oog in het water. Het kan een kleine bodemloze poel zijn die de nachten tot vriend heeft en waar de sterren die dorst komen lessen die hen zacht vermaalt door de eeuwigheden, het kan een moeras zijn waarover de wereld gebogen zit en haar haar kamt en kamt. Het is niet het lichaam van de zee dat mij lokt het is het Oog - het enige en grote oog dat fijngeslepen rustend in zijn ovaal onafgebroken onze bewegingen volgt. Het verzamelt ons zweet - en het is alsof dat niets voorstelde het verzamelt onze geloofsbelijdenissen - en het is alsof dat niets voorstelde het verzamelt onze boekhoudnummers - en het is alsof dat niets voorstelde. vertaling: j. bernlef Vorige Volgende