| |
| |
| |
Berlijn: vijf gedichten
Richard Dehmel
Preek tot het volk van de metropool
Ja, de metropool maakt je klein.
Ik kijk met verstikt verlangen
door duizend mensenwalmen op naar de zon;
en zelfs mijn vader, die zich tussen de reuzen
van zijn dennen- en eikenbossen
gedraagt als de grote tovenaar,
is tussen deze protserige muren
niet meer dan een boers oud mannetje.
O, kom in beweging, jullie duizenden!
Ooit zag ik jullie in een sterheldere winternacht
tussen de trieste rijen van de gaslantaarns
als een reusachtige worm, een leger,
een uitweg zoeken uit jullie benauwenis;
maar toen kropen jullie een betaalde zaal binnen
en hoorden door rook en bierwalm woorden schallen
over vrijheid, gelijkheid en nog zo wat.
Ga toch naar buiten en zie de bomen groeien:
ze zijn stevig geworteld en laten zich opkweken,
en allemaal strekken ze zich anders naar het licht.
Jullie hebben toch voeten en vuisten,
voor jullie hoeft geen houtvester ruimte te scheppen,
maar jullie staan daar en schept jezelf tuchthuismuren -
ga dan toch weg, schep land voor jezelf! land! kom in beweging!
| |
| |
| |
Wieland Herzfelde
Berlijn
Zal ik in jou geborgen zijn
Verleidelijke stad vol knetterende haast,
waardoor mijn bloed in vonken fladdert?
Mijn voeten hebben de kiemende aarde verloren,
ze rennen door kloven vol schokkend licht,
om het stamelen van mijn hart te verloochenen.
Eindeloos ben ik moe en zoek ik mijzelf.
O mijn ledematen verlangen naar bedauwde stilte,
mijn oogleden hunkeren naar sluimerend zwart.
Maar jij houdt ze met geweld open!
Onafgebroken moet ik in je sfinxgezicht kijken,
Hulpeloos en almachtig, de betoverde kalief.
| |
| |
| |
Iwan Goll
Ode aan Berlijn (1918)
Proleten gooien het tussen de raderen van de eeuw
En je elektrische oog brandt boven hangende tuinen
Gele trein van de ondergrondse
Vlucht naar de lieflijke bronnen van de avond
Berlijn, kroeg van de planeet die je bent
Hoe ervaar ik de oertijd!
De autobus ontstijgt onderwerelden
Hersens bruingebakken bij Kempinsk
Boven pruisisch blauwe postboden
Broeder: ach, de as van de hemel wankelt
Maar in de bioscoop kronen ze nog koningen
Kant en Einstein glimlachen populair
De cultuur! Cultuur! Cultuur!
Naar de negers telegrafeer je je leugens
Kleine meisjes hebben een papieren hart
Schaduwrijk paradijs van banken langs de promenaden
Je lentes van tule en lindenbloesem
Daar houdt de pandjesbaas van
In marmer moet het kolossale pralen!
Torens zijn er noch goden;
Maar het kwadraat van de bank, tuchthuis van Moabit:
Lijkt het standbeeld van de diender
Daar ontsnapt mijn proleet aan het jenevermoeras!
Vrijheid! kauwt de moede muil van de honger
Vrijheid! Tsjilpt de verre artillerie
Vrijheid! in oprukkende kolonnes
| |
| |
Hymnen schrijft de rode redacteur!
En de orgels ruisen: O Suzanna!
Heilige rozen bloeien in het Landwehrkanaal
Laatste roos van Duitsland!
Alles wat goud was verschraalde tot gratis bier
Dat het asfalt van de meute oplost -
O Berlijn, jij netel langs de kruisweg van het oosten
Verdor aan je stof verpulver vergetelheid
| |
| |
| |
Kurt Schwitters
Aan het proletariaat van Berlijn!
Transitoverkeer
De kolenschaarste is groot
Spaart gas en prijzen van tramkaartjes! (Overgangsverkeer.)
Gevonden voorwerpen worden gezocht, de bekendmaking aan de lijn te houden
Hondenbelasting svp bij de stationsbeambten voldoen
Loketbeheer in het ziekenhuis (niet-rokers onverwoestbaar.)
Deze plaats svp afstaan aan niet-invalide honden
Elke handel is onbevoegde tandpasta (ook de sluikhandel.)
Juwelen zijn verboden en uitgesloten van verder reizen
Hoedenspelden zonder geleide moeten in het middenpad gaan staan
Niet in de rijdende kameraad springen (als de trein stilstaat.)
Niet openen voordat de trein rijdt (ter verzorging der tanden.)
Dat is de kardinale fout van onze politiek.
| |
| |
| |
Kurt Tucholsky
Huizen
Doorsneehuis in de Köpenicker Strasse, in de Avenue
des Ternes, aan de Harvestehuderweg -
Achter je behang heeft zich bijkomend leven verzameld,
overdag ademen honderd levens daar uit,
Daar sta je doorsijpeld van vocht,
boven graaien de vorken van je antennes in de lucht en
trekken de muziek naar binnen, die helpster van de banaliteit;
terecht spannen zich de draadtrapezes, waarop de
ethergolven turnen over het dak,
want wie zou hypotheken kunnen bevatten
zonder de avondlijke hulp van Beethoven!
Je bent niet zoals die grijsaards van huizen
waarin het muurleven allang is afgestorven;
en bijten, vervuld van de vertwijfeling van het isolement;
zwijgzaam is de deur als de gerimpelde mond van een grijsaard.
Zulke bejaarden zeggen niets meer -
die hebben te veel gezien.
Jij bent een doorsneehuis.
Je bent niet zoals die nieuwbouwhuizen, die vaten van ongeluk,
in wier witgepleisterde luciferdozen de mens tuimelt
om hier zijn scheiding, zijn pasgeboren kinderen, zijn ongeluksbrieven af te wachten;
kinderlijk klokt de badkuip, dat jonge ding,
suf blinken de deurklinken
en stuntelig schokt de net ingewijde lift
| |
| |
naar boven en maakt dat hij wegkomt -
wat een werk is het, zo'n fonkelnieuw omhulsel
Zulke jongelieden zegen niet veel -
ze hebben nog te weinig gezien.
In hen verspillen huurders hun kracht - hun ziel
droogt uit van het wonen.
Jij bent een doorsneehuis.
Jij hebt al veel binnen in je gehad, moeder der meubels,
Ontvang, slurp op, spuug uit:
elke verhuizing een kleine geboorte.
Je komt net aan het leven toe.
Je leidingen ruisen, het kookt in de afvoeren, het pruttelt in de badkamerkachel.
Door je stenen sijpelt geween,
je tegels zweten treurnis uit
en stollend gesteun van de komedies van de nacht.
Doorbruld van het lawaai van huishoudens,
en van het gekwaak van neuzelende grammofoons!
Velen wonen boven in jou,
als de film van de bezigheden stilstaat,
steekt een hond zijn kop uit het raam,
ernstig als God de vader neerziend op de stratenwurmen,
zijn poten heeft hij op de vensterbank gezet -
dat is voor hem een tweede aarde.
vertaling: willem van toorn
|
|