Pol Hoste
De beeldige concubine
‘Zo heel weinig,’ zegt de man. De vrouw bekijkt zijn geslachtsdelen. Het is kiezen of delen. Ze toont haar schouders, blad per blad.
Hun kinderen ontdekken verschillende werelden en de wetten verwonderen hen. ‘Talloze werelden,’ zegt de man. Ze maken kennis met ingezetenen die ambten bekleden en begrijpen elk beleid steeds beter. Hun revolutionaire vader bijt op een taaie jeugdfoto. ‘Als je hen vergelijkt met wie wij waren.’ Harde koek, zijn leven, sociale politiek, geen filosofie.
‘Nu eet hij glas, blik, celluloid,’ zegt hun moeder. Ze komt niet uit haar woorden omdat ze de concubine van haar echtgenoot verwenst. De kinderen brengen hun ouders taart en bloemen.
De man verbergt zich, spiegelt zich, voedt zich met produkten van de eigentijdse beeldcultuur.
‘Pellicule,’ zegt de dokter, ‘noemt u dat voeding?’
‘Noemt u dit lucht?’ vraagt de man, wijzend naar iets onzichtbaars in de kamer. ‘Koeling, ruis, besmetting is het.’ Hij somt de belangrijkste thema's van zijn tijd op. Hoe kan iemand zo leven? Het is een vraag.
‘Zo weinig,’ zegt de man. ‘Wij vonden elkaars geslachtsdelen, het was voldoende, wij deelden het leven, gaven ons nageslacht melk. Maar zij...’ Hij huilt van puur geluk om zijn kinderen. Men treft hem aan na zijn verhuis. Zemend en temend lapt hij de ruiten, hij koost zijn nieuwe woonst, een vrouwelijk naamwoord waar hij eens helemaal in kan verdwijnen. 's Avonds ruisen de muren.
De kinderen delen hun bezoek in tweeën, de taart, de bloemen. De man vertrouwt hen het nieuws over zijn besmetting toe. ‘Niets erfelijks, niets sterfelijks,’ zegt hij.
Op een röntgenfoto ziet men hem in het gezelschap van zijn beeldige concubine. Daarna heeft de radioloog de televisie gebeld. Vormen van toxische inbeelding worden rechtstreeks in de uitzending besproken. Zijn trouwe vrouw neemt alles in zich op.
Maar hoe moet het verder? Amputatie van de door fotomorfose aangetaste lichaamsdelen wordt onvermijdelijk. Er volgt een spoedopname. Zijn echtgenote komt op bezoek en legt wat er van haar man is overgebleven op een video vast. Ze koestert zijn beeld, eist haar deel van de geamputeerde delen op. ‘Met gemeenschap van goederen ben ik getrouwd,’ is haar redenering. ‘Hoezo, hij heeft zijn lichaam niet in de gemeenschap ingebracht?’ Iedere vrijdag maakt ze zijn vrouwelijke woning schoon. Haar oog valt op een zelfportret, zijn concubine bloot, haar bloedeigen jeugdvriendin. Gezond ziet de man eruit als een kop-