Graa Boomsma
Bedstro
‘Nee, de koekjes zijn op. Suiker? Melk?’
Dat moesten Hana's laatste woorden zijn geweest, gewone zinnetjes, dagelijkse omgangstaal, daar in die kazernekantine van Grensstad, een eeuwigheid geleden. Hadden de soldaten vlak vóór de inslagen naar haar borsten onder de witte katoenen blouse gestaard, haar billen bewonderd?
Suiker? Melk? Zineta Vico, Hana's moeder, had diezelfde vragende eenwoordzinnetjes duizenden keren uitgesproken, meer dan een halve eeuw geleden ten tijde van de Wereldbrand, in het volkskoffiehuis van Gemengde Rivierenstad waar ze als serveerster werkte. Geen stiekeme kneepjes in haar kuiten veelde ze, zelfs geen verdwaalde blik. Kokend heet water konden die kerels over hun smoezelige uniformen krijgen. Een jaar later wilde Zineta daar weg. Middenlandse soldaten hadden de stad bezet.
Resul Vico bevrijdde haar. Wekenlang had ze hem elke dag voor het raam van het koffiehuis zien staan maar niet één keer was hij binnengekomen. Tot de razzia ervoor zorgde dat alle Anderen in Gemengde Rivierenstad verdwenen. Resul had slechts een paar op dwingende toon uitgesproken woorden nodig gehad om haar mee te kunnen tronen.
Resul en Zineta trokken naar het Zuiden. Ze trouwden. Hij kreeg werk als houthakker; zij kreeg drie dochters en een zoon: Regina, Resula, Hana en Ratko. Resul bouwde een huis van hout aan de rand van Grensstad, aan de voet van de bergen. Het hele gezin paste er gemakkelijk in, allemaal een eigen kamer. Maar Regina verdronk in de bergbeek, Resula werd gek en verdween naar het gesticht en Ratko ging steeds vaker met zijn vader mee naar zijn stamkroeg.
Tot de dag aanbrak dat de twee mannen zonder enige aankondiging, nog niet het geringste afscheidswoord, naar het Noorden vertrokken. Waren het de grijze wolkjes die opeens aan de hemel verschenen of het schot van een sluipschutter dat een op straat huppelend vijfjarig kind op een haar na miste (de echo van de knal daverde door de vallei)? Een weeklang liepen ze in marstempo, elke stap betekende een herinnering minder. Toen ze gingen slapen onder de hoofdbrug van Gemengde Rivierenstad was hun hoofd leeg. Ze kregen los werk als melkkrattensjouwer, postbode, gevelschilder en pamflettenverspreider. Nadat ze een