Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1996 (nrs. 73-76)
(1996)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
als iedereen? Zoals jij het zegt, klinkt het net alsof ik niet meer lang te leven heb.’ ‘Hoe kom je er toch bij? Je ziet er moe uit, hoe moet ik het anders zeggen? Jij kunt ook nergens tegen.’ ‘Ik kan overal tegen. Alleen soms niet zo goed tegen de toon waarop jij iets zegt. Ik ken niemand die tegen mij zegt, wat zie je er moe uit, op zo'n manier dat ik meteen denk dat ik dood ga. Jij hebt er gewoonweg een handje van om mensen de stuipen op het lijf te jagen. Het is iets in je stem. Ik ben niet de enige die dat vind.’ ‘Maar ik heb er helemaal niks mee bedoeld.’ ‘Het gaat er om, hoe je er bij kijkt. Het is iets in je ogen.’ ‘Vertel me eens, hoe zijn mijn ogen dan?’ ‘Nou, het zijn mooie ogen, maar je kijkt net alsof je al afscheid van mij hebt genomen. Als ik zometeen naar huis ga, dan begin je heel hard te huilen om mij, zo kijk je.’ ‘Maar waarom zou ik dan om jou moeten huilen, het gaat zo goed met je. Kijk eens, hoe ver je het al hebt geschopt. Je hebt werk en een vrouw en een mooi huis en genoeg geld op de bank, hoe zou ik verdriet om je kunnen hebben? Je hebt alles wat je hartje begeert. Wat heb je laatst niet voor een mooie lampen gekocht?’ ‘Dat is het hem nou precies. Als het nu nog niet goed met mij ging, dan was het maar beter als ik dood was. Maar stel dat ik nu dood ga, dan denkt iedereen: net nu het eindelijk goed met hem gaat, gaat hij dood. Dat is pas erg.’ ‘Maar ik denk helemaal niet dat je dood gaat, ik zeg alleen maar dat je er een beetje moe uit ziet. Zo veel mensen zien er wel eens moe uit, het is de gewoonste zaak van de wereld, vooral als het lente is in de wereld. Er is voorjaarsmoeheid, je weet toch wel wat voorjaarsmoeheid is? Of ben je soms achterlijk? Gisteren zei ik hetzelfde tegen je zusje, en ze zei eenvoudigweg: ja, ik denk dat ik maar eens op tijd naar bed ga vanavond. Je zusje maakt tenminste niet van alles een vraagstuk. Maar jij? Ik kan niet eens meer het gewoonste woord tegen je zeggen of je staat al op je achterste benen. Wat is er toch met je aan de hand de laatste tijd? Het is net of je een hekel aan me hebt.’ ‘Ik heb geen hekel aan je, dat weet je. Ik denk altijd aan je, behalve soms. Maar jouw moeder, die heeft haar eigen zoon begraven, en jij denkt altijd dat de dingen zich zullen herhalen, net als Friedrich Nietzsche, maar dan anders. ‘Wil je wel snel afkloppen wat je daar gezegd hebt.’ ‘Op hout?’ ‘Natuurlijk op hout. En waarom moet jij overal jouw Nietzsche weer bij halen?’ | |
[pagina 146]
| |
‘Wist je wel wat een bijzondere man Friedrich Nietzsche eigenlijk was? De mensen hebben hem gek gemaakt met hun domheid, en hij had ook syphilis. Dat kwam omdat hij in zijn jeugd met een hoer naar bed was geweest. Dat hoorde toen bij de opvoeding.’ ‘Jij steekt er de draak maar mee. Eet je nog wel eens een sinaasappel?’ |
|