Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1995 (nrs. 69-72)
(1995)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Franco Loi
| |
[pagina 114]
| |
als een werveling van tijd, een avegloriaGa naar eind1
dat je als een stormwind meesleurt uit jezelf
zodat wat stilstaat niet je lijf is maar je denken,
en je ineens weet wat dat liedje zei
dat je ooit hoorde... Het Paradijs... Nee, een gedachte
die ík niet denk, maar iets, een plek
die ik eerder heb gezien, of een bekend gezicht,
een vaak herhaald gebaar... Zoals de acteur
in een oude komedie, je ziet hem daar
bewegen en spreken, bewegen, weer bewegen en spreken,
en jij en hij, jullie vragen - maar waarom die vragen
als jullie samen daar in alle ernst het leven
naspelen en je daar bewust van bent? -
maar de gestiek lijkt jullie nieuw en anders,
je wilt er iets verrassend nieuws van leren...
Er is toch iets geweest... Maar wat? Als na het vallen
van het doek alleen herinnering blijft, haast niets, verwarde
droom van woorden en gebaren, 't gevoel dat we
een andere keer misschien terug zullen komen
en beter kijken, begrijpen, de waarheid zien
en voorgoed behouden, als een kaartje in je zak...
Voor mij is 't houvast van een plek genoeg.
Dat mijn leven de haast ware fantasie
over die plek is of over die gedachte
windt mij al op, als de herinnering
buiten zichzelf nog meer lijkt, nog iets anders.
In wezen weet je nooit waar het verhaal
van 't Paradijs vandaan komt, hoe een wereld
die je al kende voordat het kennen aanving
zijn schaduw vooruit werpt op het beleven...
wat zal ik zeggen?... van een illusie die al dood is.
| |
II‘Meneer MarioGa naar eind2, de duivel! Meneer Mario!’
Dan snelle voeten, de opgewonden stem
op de trappen van Via Pantera: ‘Op de radio,
de duivel!’ en als een onnozele heks
blaast ze haar wilde boodschap uit,
sist met verwarde haren haar onzin:
‘Mevrouw Cadeddu... Die dame in de netten
van de vissers, die zangers met die parelsGa naar eind3...’
razend, voortgejaagd door de wind, met de vleermuizen
| |
[pagina 115]
| |
die de sterren verduisteren boven de achtertuinen:
‘Meneer Mario, het is Merel in de DestinoGa naar eind4.
En PagliughiGa naar eind5, ze zegt dat u moet luisteren...’
Meneer Mario wil wel terugroepen uit het raam:
‘O Natalina!... met Pertile?’Ga naar eind6 En de hemel
lijkt een spiegel boven het donker, manen
hangen als ballonnen in de kastanjetakken, strepen
licht door kieren van blinden, langs de Strada del Monte.
‘Natalinaa...! ...wat zeg je nou?’ De peretakken
steken uit boven de stadsmuur, licht druppelt uit de bron
van de lantaarn die oplicht achter de stofdoek
van het dove mens dat rennend met wilde vegen
ook nog de spijlen van de hekken poetst.
| |
III‘Rombom! Rombom, de trom!’
Komt daar Johannes de Doper?Ga naar eind7 De armen van mijn moeder
houden mij terug; mijn vader staat daar peinzend
in de modder van de BoevenbergGa naar eind8., en uit de ornamenten
aan de stadsmuur spruiten de wilde mispels.
‘Kijk, mannetje, 't vuurwerk!... Schiet op een beetje! kom!
Kijk, de nacht gloeit... dat wordt wat voor de dokters...’
Wat had ik aan? een korte broek? de nacht
helpt mij niet verder: sneeuw? of vlammen
weerkaatst tegen de zomeravondlucht?
Daar zijn ze dan: ‘De trommels! In de maat!’
Mamma schrikt van de wegschietende schimmen
en vader lacht, lacht in het grote donker.
| |
IVDe waarheid... dat is de naam van onze kwaal.
Het grote ongeluk te willen weten
als a plus b min b in het schoollokaal,
wie wij zijn, wat we doen, waarheen we gaan,
en als ik hier pis aljeblieft ook het waarom...
Logica, strikte vriendin van het verdriet
stopt je hoofd vol met redeloze raadsels,
alsof je - wanneer het in de bioscoopzaal
donker wordt en al de verdwenen hoofden
gaan medeleven, in een bang geloven,
met de dame in doodsnood, hoe het af zal lopen,
of ze dit avontuur met de dood bekoopt,
| |
[pagina 116]
| |
met kloppend hart, in tranen, ademloos,
alsof je zelf in nood bent - nog wil weten
hoe achter je de beverige tekens
van inktzwart licht in licht de uitleg
van de geheimen naar het scherm toe dragen,
avond aan avond voorgoed vastgelegd.
|
|