dert ze zich erover dat ‘de antieke wereld in ontbinding’ op de twintigste eeuw heeft moeten wachten ‘pour s'exprimer par deux voix des poètes, et, chez Ekelöf, pour devenir le symbole de toute misère et de toute ruine.’
Toen kwam het pijnlijke moment waarop mijn gespreksgenoten informeerden naar de ontvangst van Ekelöfs werk in Nederland. Ofschoon ik hun vraag had verwacht, voelde ik toch het schaamrood naar mijn kaken stijgen. Hoe maakte ik duidelijk dat de dichter, par contraste met Frankrijk, Duitsland en Noord-Amerika, niet werd gewaardeerd in Nederland. De oplage van het in 1985 verschenen drieluik De Byzantijnse trilogie was, evenals een eerder verschenen bloemlezing uit ander werk, al na twee jaar bijna volledig verramsjt. Aan de twintig miljoen Nederlands sprekende Europeanen was slechts een handvol bundels gesleten, de bibliotheken daarbij inbegrepen. De lezers trof geen blaam. Er waren nauwelijks besprekingen verschenen, terwijl de boekhandels zo goed als niets hadden besteld. Op een enthousiaste criticus in De Volkskrant na hadden de dag- en weekbladen het laten afweten. De scandinaviste Dr. Amy van Marken liet weten dat ze meer dan zeven maanden op de publicatie van haar - op verzoek geschreven - recensie had moeten aandringen, voordat deze met tegenzin in de NRC werd afgedrukt. Argument: het boek was inmiddels te lang geleden verschenen om er nog aandacht aan te schenken!
Daarna trad er een complete stilte in. Zelfs collega's aan wie de volumineuze vertaling was toegestuurd, zwegen als het graf, behalve die ene, die - om de moed erin te houden - per kerende post liet weten dat Ekelöf als dichter van de derde garnituur aan hem niet was besteed.
Hoe de stilte te verklaren valt, is een moeilijk te beantwoorden vraag. Afgezien van de gebruikelijke irrationele factoren (vooroordelen, afgunst, afkeer bij voorbaat) is hier wellicht een diepgeworteld provincialisme in het geding. Ekelöfs poëzie draagt een uitgesproken kosmopolitisch karakter, dat typerend is voor het modernisme als zodanig. Ze is wars van nationalisme en heeft weinig op met inperkingen, grenzen, verkavelingen (wat niet wil zeggen dat de dichter zijn oorsprong verloochent). Ondanks de schijn van het tegendeel is de verkavelde, literaire cultuur van Nederland en Vlaanderen er nog altijd één van tuinders die de buitenwereld letterlijk voor gezien houdt. Men hangt tevreden over het hek, kankert op alles wat passeert en voelt zich binnendijks een god in het diepst van zijn gedachten. Ekelöfs poëzie beweegt zich daarbuiten; ze laat zich niet indijken; ze is geen omheinde weide met boterbloemen en geoormerkte koeien.