Eva Gerlach
Washington square, n.y., dec. 22, 1970
Je hebt er, die lezen lopend. De weg loopt in hen door (zonder dat zij ernaar kijken), zodoende ook door hun boek. De losse lettertjes waaruit rondom de boel bestaat, rijgen zich niet aan elkaar binnenin hen want de lichamen die daar met neergeslagen ogen lopen, zijn ontstoffelijkt; zij hebben geen weet, behalve van wat zij lezen. Dat is pas kunst, concentratie, losheid. De equilibrist op de foto draagt er een alpinopet bij, wat zowel zijn ernst als zijn onbekommerdheid verhoogt.
Dit is een foto gemaakt met begrip voor het probleem.
Het is namelijk een aangrijpende foto, alles grijpt elkaar aan. Het omzichtigst doet dat de middelste boomkruin, die zich, vingers gespreid, hoofdzakelijk klaarhoudt om de lezende man met hek en al in een discrete, met wit doorschoten omhelzing op te vangen. Maar ook het hek is paraat, armpjes omhoog naast X' knieën. En dan dat boompaaltje, recht uit meneer zijn kraag: hoe dat hem stut, in het spoor leidt.
De weg: door de man, uit het kader. Idem het boek.
Toch is het allermooiste dat je hier ziet de afvalzak (leeg). Merk op: transparantie (spinraghelder plastic, stoeprand en gevallen blad miniem erdoorheen, betoverd kleeft het oog vast). Zachte glans, in contrast met de heftige witheid van vlakken beton en papier. Zonderlinge positie in het verlengde van de twee mannetjes; de hele foto is trouwens een uitnodiging tot wegdenken van de perspectief.
‘Omdat je er zo van boven op kijkt, daarom lees je deze foto als een boek.’ Een perspectief valt weg, het jouwe.
Daar hangt de afvalzak, juist onder de lezer, als het vangnet onder de trapezewerker. Stel, de man ontglipt het boek. Wij kijken door het plastic wat daar staat (voor stoeprand en losgeraakt blad): terwijl het verandert, rust het.
Hij bovenaan, met zijn hand aan zijn grijs driekwart hoofdje.