K. Michel
De redacteursbrieven van Italo Calvino
Het grootste deel van zijn leven was Italo Calvino (1923-1985) verbonden aan de uitgeverij Einaudi. Zijn boeken werden door die uitgeverij gepubliceerd maar hij was er ook zesendertig jaar lang werkzaam in verschillende functies. Het begon in 1947 met het opknappen van allerlei karweitjes, maar al gauw werd hij tot redacteur benoemd. In die jaren werkte hij in Turijn waar de uitgeverij was gevestigd nauw samen met Cesare Pavese. Het contact met Elio Vittorini, eveneens redacteur en schrijver, onderhield hij hoofdzakelijk per brief omdat deze in Milaan woonde. Later werd Calvino's bemoeienis met de uitgeverij minder intens, onder andere door zijn verhuizing naar Parijs in 1967, maar hij bleef redactionele adviezen geven.
Wat doet een redacteur van een uitgeverij zoal? Hij leest en beoordeelt manuscripten en spreekt daarover met zijn collega's, hij stuurt de auteur een schriftelijke reactie, hij corrigeert de drukproeven en hij bemoeit zich met de vormgeving, de presentatie en de publiciteit. In zijn functie als redacteur schreef Calvino meer dan 5000 brieven waarin hij commentaar leverde op manuscripten en waarin hij reageerde op allerlei lopende zaken. Een kleine selectie van ongeveer 300 brieven verscheen in 1991 onder de titel ‘I libri degli altri’ (de boeken van de anderen). Daaruit presenteren wij een aantal brieven die op direkte wijze laten zien hoe Calvino de manuscripten las en wat voor argumenten hij gebruikte in zijn beoordeling ervan; ook hebben we een aantal brieven opgenomen waarin hij zijn eigen werk becommentarieert. Kortom een kijkje in de werkplaats.
Het zal wel aan mijn beperkte belezenheid liggen maar ik ken geen ander voorbeeld van een dergelijke verzameling redacteursbrieven. Wel weet ik dat veel schrijvers werkzaam zijn geweest als redacteur, maar van geen van hen zijn mij de brieven bekend. (Ik denk aan Eliot, aan Gide, aan Enzensberger en dichter bij huis aan Ritzerfeld en aan Kuijper.) De redacteursbrief is een vreemd wezen dat tot geen enkel genre behoort; het doet denken aan de literaire correspondentie en aan de literaire kritiek, maar het eerste is privé en het tweede is publiek: ergens tussen deze polen bevindt zich de redacteursbrief. Met grote lenigheid beweegt Calvino zich in die ruimte; hij geeft voortdurend collegiale adviezen en hij velt tegelijkertijd oordelen als de strengst mogelijke kritikus. Daarbij bespeelt Calvino een breed aantal registers, waarmee ik wil zeggen dat hij met grote benendigheid van lotprijzingen overstapt op scherpe oordelen, en van gedetailleerde opmerkingen overgaat op wijdse beschouwingen, dit alles zonder zijn persoonlijke toon te verliezen. Zo begint hij bijvoorbeeld zijn brief aan Giovanni Testori (16-2-54) met een korte lofzang op het boek (‘boeiend en belangwekkend’) om vervolgens de vertelwijze te bekritiseren en kanttekeningen te plaatsen bij het gebruik van de ‘monologue interieur’. Voordat de brief eindigt met de mededeling dat het boek gepubliceerd zal worden, stipt Calvino een laatste punt aan: ‘Ik zou nog een opmerking van zijdelings belang willen maken: namelijk dat de moord met het pennemesje me niet bevalt. Afgezien van de ongeschiktheid van het instrument, roept het een wat infantiel beeld van wreedheid op dat niet bij het personage past.