een moment voor de ‘noodzakelijke correspondentie’, hoewel die noodzaak voor mij aanleiding tot wederzijdse tederheid is. Lela, je moet geen medelijden met me hebben. In elke brief zal ik iets van wat ik denk voor je opschrijven, van wat ik juist op dat moment denk, maar ik ben bang dat mijn denktrant vaak enigszins literair aandoet, en dat komt niet altijd even sympathiek over. Nu besef ik (het gaat hier niet om een metafoor) dat ik nooit naar Rotterdam zal gaan, nooit in Amsterdam zal aankomen, Lela, we zien elkaar in Zagreb.
Ik houd van je, je Marija (misschien wel die uit het gedicht), ik houd ook van Hans
Mijn lieve, het valt me zwaar om een brief te schrijven, maar als ik eenmaal begonnen ben, weet ik van geen ophouden. Ik heb zojuist nog een keer de laatste bladzijde van mijn Dagboek doorgenomen: het dagboek van een coyote of aantekeningen... van die Coyote, uiteraard: Ik ben toch een coyote gebleven, de slaaf en de nabootser van menselijke visioenen. Ik ben niet slecht, ik haat niemand, maar ik dood. Niemand veroordeelt me hierom. Ik ben een coyote, ik ben kreupel aan mijn linkerbeen dat getroffen is door een giftige pijl, ik ben afzichtelijk grijs, mijn vacht wordt langzaamaan dunner, en ik heb niets meer om naar uit te zien. Ik prijs me gelukkig met dit leven, dat zin krijgt in afwachting van nog een dood, die me hopelijk voldoening zal schenken. Ik ben een coyote, en mijn geluk is dat ik me er bewust van ben dat ik ben wie ik ben, een prairiewolf, kreupel, lusteloos, hongerig, de mensen vijandig gezind. Ik ben een coyote, en ik ben bang dat ze me voor een ander houden die op mij lijkt, of nog erger, voor iemand die heel anders is dan ik. Van de rest van mijn verachte, maar toch respect afdwingende soort verschil ik slechts in één opzicht: ik droom de dromen van mensen die van hun dromen afstand hebben gedaan, en die hun nachten doorbrengen in het niets. Ik heb daar niet om gevraagd, het is vanzelf gebeurd. God wenste zich een coyote die zich vol overgave aan fantasmen en mysteriën zou gaan wijden. Ik ben het bedenksel van God. Dat ontslaat me van het geloof in de werkelijkheid, of in de toekomst. Ik heb mezelf buiten de wet geplaatst, buiten de wereldlijke en de geestelijke. Ik alleen draag zorg voor de wetmatigheden van mijn gedrag. Ik ben een coyote, verminkt en vermoeid. Ik ben maar voor twee dingen bang: voor een injectienaald, en voor een verhaal van Borges over mijzelf, dat hetgeen ik al