fooncellen en draagt altijd een hoed, en een pak dat om zijn lijf slobbert. Hij zegt niet veel, hij kijkt en observeert.
Zoals gebruikelijk is bij dit soort typetjes, komen we niet veel over Knipl te weten. Zelfs hoe oud hij is, blijft onduidelijk. Ben Katchor zei in een interview dat hij hem op een jaar of veertig schat. (Toen Art Spiegelman, zijn editor, dat hoorde zei hij ‘Ja, maar dan wel veertig zoals veertig eruit ziet als je vijftien bent.’) Katchor vertelde ook dat de naam van Knipt in het jiddisch betekent ‘vondst, schat, appeltje voor de dorst’. (The New Yorker 9-8-93.) Over Knipl komen we dus weinig te weten, maar over zijn omgeving, de stad en haar inwoners, des te meer. Die stad is een vertekende versie van New York waarbij de nadruk ligt op de laat negentiende-eeuwse pakhuizen en fabriekjes, de wijken die onderdak bieden aan de kleine bedrijfjes en winkeltjes. En die inwoners zijn voornamelijk gesjochten zakenlui, liftinspecteurs, secretaresses, broodjesverkopers en buschauffeurs.
Knipt kijkt veel naar uithangborden en façades, hij bewondert de protserige sorbets van gips die in de etalages staan en hij observeert dat bepaalde delen van het trottoir die opgelapt zijn er jaren over doen om zich naadloos te voegen. Maar 's nachts blijven er kale plekken zichtbaar omdat het oude beton fonkelt en het nieuwe beton niet.
In het gebouw waar Knipl woont gaat op regenachtige dagen een man langs de deuren die doosjes met elastiekjes verkoopt. Een man met een uitdrukkingsloos gezicht, die op een gemeubileerde kamer woont. Zo'n kamer waarin de melk bewaard wordt op de vensterbank. Volgens Knipl komt de man alleen op verzopen dagen langs, omdat het geluid van de regen tegen het raam, en de aanblik van een overlopend riool, en het idee van een plas die zich vormt in zijn bankrekening, hem herinnert aan zijn voorraad onverkochte handel.
Knipt ziet vaak een man rondhangen op de brug over de rivier. Wil die man zelfmoord plegen? Moet Knipt zijn familie waarschuwen? Op een dag ziet hij de man in een corsettenwinkel staan. Hij blijkt Maurice de Poissy te zijn, de succesvolle eigenaar. Als Knipl hem later weer eens op de brug ziet, roept De Poissy hem, wijst naar het water en zegt: ‘Kijk, het effect is identiek. Het wateroppervlak ziet er precies zo uit als een jurk die over een goed gemaakt corset wordt gedragen. Doorlopen kan niet, je moet er wel naar kijken.’
Knipl zit soep te eten in een goedkoop tentje en hij bedenkt al lepelend dat wanneer ergens in de provincie een soepfabriek zijn poorten sluit,