Danilo Kiš
The magical place
Vertaling: Radovan Lučić en Guido Snel
A
Uit Kotor (Kotor se trouve dans la region de la Zeta, dans le golfe de Cattaro, une embouchure de la mer Adriatique) vertrek je om een uur of vijf. Na een uur rijden langs een weg die zich steil omhoogslingert stop je ergens en blijf je even wachten.
Het moet een heldere dag zijn, maar in het westen horen enkele witte wolken te drijven die aan een kudde witte olifanten doen denken.
Laat dan je blik langs de zee, de bergen en de lucht glijden.
Daarna langs de lucht, de bergen en de zee.
Je moet er vrijwel zeker van zijn dat je vader langs deze weg is gekomen, in een bus of in een taxi die hij in Kotor had genomen, en dat hij hetzelfde tafereel voor zich zag: de zon, in het westen langzaam te voorschijn komend vanachter de wolken, die aan een kudde witte olifanten doen denken, hoge bergen die schuilgaan in de nevel, het diepblauw van de zee in de baai, een stadje aan de voet van een berg, een witte boot die aanmeert aan de kade, de zeepfabriek waarvan de schoorsteen dikke rook uitbraakt en de enorme glas-in-lood ramen branden alsof ze in lichterlaaie staan.
Let verder nog op het gesjirp van de krekels (als het opwinden van een miljoen polshorloges) omdat je dat anders makkelijk kunt vergeten; evenals de geur van het harige alsemkruid langs de kant van de weg, dat door zijn stille aanwezigheid onopgemerkt zou kunnen blijven.
Vervolgens vergeet je alles en aanschouw je vanuit dit goddelijk perspectief de samenkomst der elementen: van lucht, van aarde en van water.
Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, zul je een besef van de eeuwigheid krijgen dat Koestler het ‘oceaangevoel’ noemde.