Een anatomische les in het voormalige Joegoslavië
Bij ‘Over nationalisme’ en ‘Parabasis’
Toen in juni 1976 van Danilo Kiš de verhalenbundel Grobnica za Borisa Davidoviča (Grafmonument voor Boris Davidovitsj) verscheen, in Zagreb want in Belgrado was het manuscript door meerdere uitgevers op zogenaamd commerciële gronden geweigerd, werd het boek door de kritiek enthousiast ontvangen. Maar na een maand circuleerden er opeens geruchten over plagiaat - de plots zouden aan documenten in boeken van Roy Medvedev en Karl Štajner ontleend zijn - en verder zou de schrijver leentjebuur hebben gespeeld bij Joyce en Borges. In november werden deze beschuldigingen expliciet geuit in een artikel in het Zagrebse blad Oko onder de titel ‘Een halsketting van Gestolen Parels’, getekend door Dragoljub Golubović, een voormalige verslaggever. In hetzelfde nummer verscheen een scherp weerwoord van Kiš, gevolgd door een polemisch artikel van de hoogleraar Franse literatuur in Zagreb Predrag Matvejević. Deze versterkte Kiš in zijn mening dat Golubović zijn actie onmogelijk op eigen houtje ondernomen kon hebben, daarvoor waren zijn literaire verwijzingen te gedetailleerd; hij noemde namen als die van B. Šcepanović, M. Bulatovié en Dragoljub M. Jeremić. Deze laatste, hoogleraar filosofie, criticus, essayist en voorzitter van de Servische schrijversbond, zou een van de hoofdrolspelers in de literaire affaire worden, die gedurende een half jaar in kranten en tijdschriften tot verhitte discussies leidde.
In het voorjaar van 1978 verscheen van Kiš een boek van meer dan driehonderd pagina's, De anatomische les geheten, waarvan het eerste hoofdstuk een gedetailleerd overzicht van de hele affaire bevat: ‘Over een schandalige (literaire) zaak, subjectief’, met een bespreking van het aandeel van deze en gene uit het literaire wereldje, waarbij vooral de rol van de Franse vertaler van Kiš pikant is, die immers op de hoogte was geweest van de bronnen die Kiš had gebruikt.
Uit dit deel is het hier (uit de Franse editie) vertaalde fragment over nationalisme afkomstig; ‘Parabasis’ - waarmee het deel van het Griekse blijspel wordt aangeduid waarin het koor zich tot het publiek wendt - is de titel van het tweede hoofdstuk, waarin Kiš op de meer theoretische achtergronden van zijn werk ingaat en de basis legt voor de drie volgende hoofdstukken: ‘Tegen het obscurantisme of De scalpel van het kritische geweten’, over de argumentatie van Jeremić; ‘Genadeslag voor Dragan Jeremić’, waarin het mes wordt omgedraaid teneinde het werk van deze ethicus zelf aan reepjes te snijden; en ‘De dubbele goelasj van Branimir Šćepanović’, waarin een populaire novelle van deze protégé van Jeremić wordt ‘behandeld’. Op een vileine manier, een Karl Kraus waardig, fileert Kiš zijn tegenstanders, de cosa nostra van de Joegoslavische literatuur en kritiek. Zelfs voor de Nederlandse lezer, voor wie de affaire niet meer dan een ver gerucht kan zijn,