B.2. Intrapsychische functies.
B.2.1. Oriëntatie. Zowel de oriëntatie in tijd als in plaats is vertoont stoornissen.
B.2.2. Geheugen. De vroege levensgeschiedenis vertoont vele lacune's. Het recente bestaan van M. wordt met veel omhaal en welsprekendheid, vlot verteld. Maar het verhaal is in hoge mate onbetrouwbaar. Het bevat talloze herinneringsvervalsingen en daarnaast vele, opzettelijk gedebiteerde fantasieën. Bij het experimentele onderzoek van de inprenting worden van drie groepen van zes cijfers in het geheel tien cijfers, van twee groepen van vijf zinloze lettergrepen in het geheel twee lettergrepen correct gereproduceerd. Er bestaat dus een verminderde inprenting.
B.2.3. Associaties. De algemene gedachtengang is teugel- en breidelloos, de gedachtenvlucht onbeperkt. Het logisch verband laat wel eens te wensen over. Met omgekeerde associatiereeksen heeft patiënt geen moeite.
B.2.4. Oordeel. De fantastische verhalen worden door M. met zoveel vertoon van overtuiging voorgedragen, dat hij de indruk maakt vast aan hun inhoud te geloven. Verificatie van de juistheid van zijn lezingen is moeilijk, zo niet onmogelijk. Toch kan niet van ‘waandenkbeelden’ worden gesproken, omdat iedereen wel weet dat ook M. zelf heel goed weet dat hij niet midden in het volle leven staat, maar midden in zijn hoofd c.q. fantasie. Tegenwerpingen worden dan ook met een begrijpend glimlachje aangehoord. Experimenteel onderzoek toont aan dat patiënt het onderscheid tussen boom en struik, trap en ladder et cetera, voor viervijfde goed beantwoordt. De samenhang en handeling in een serie opeenvolgende plaatjes worden voor tweederde begrepen. In een serie absurde plaatjes worden de absurditeiten voor eenzesde door M. als zodanig aangewezen.