| |
| |
| |
Jean Tortel
Vier objecten in de kamer
Vertaling: Jan H. Mysjkin
De roos in haar duisternis
Haar kroonblaadjes nog wijder opstuwend
Stort zij in en valt uiteen
Niemand kan haar verdedigen
Een enkel stukje roos op de tafel
Houdt stand lang nadat men haar is vergeten
Zoiets is onuitspreekbaar
In haar veranderen zo zwaar in haar sterven
Binnen in de bol een stofje
Zij is ondoordringbaar en week
Stilstaand en opstuivend als zand
Gevaarlijk aangezien zij sterft
Zij heeft de vorm van een roos
| |
| |
Indien je slaap haar inademt
Zij is de enige onder de diepe dingen
Haar naam bevat alle bevalligheden
De lamp mag haar absorberen en een andere roos vormen
Hoe hard het ook is het licht wordt geknakt
Je moet je haar niet eigen maken
Je moet haar aan niemand geven
Haar eigen duisternis omringt
haar Zij heeft geen masker meer
Zij is haar eigen gewicht
Zij is de liefde die zij afwijst
Om haar te begrijpen moet je haar openen
Er zal niets meer overblijven dan een onzichtbare voetstap
Van verkreukelde blaadjes
Misschien is zij het niet eens
| |
| |
Je glijdt op de hellingen van de roos
Binnenin is de roos eigeel
Je dringt niet door tot de roos
In plaats van tot stof te vergaan
Zoals alle perfecte dingen
In een tijdeloos openspringen
Wordt zij rimpelend kleiner
Als een oudje lijdt zij aan aderverkalking
Die haar huid doet opzwellen
Klop aan de deur van de roos
Als met opzet schuiven enkele blaadjes uit elkaar
Om het ons te doen geloven
Een borst aanraken volstaat niet
Een altijd gesloten borst
| |
| |
Die van de woestijn tenminste is hard
Je weet dat zij zal uiteenspringen
Wijken voor de vinger als een vogel
De snee de angst de dageraad zijn
Je denkt dat je je die kunt voorstellen
| |
| |
| |
De brandende lamp
Is het de kamer die rond haar
Die kei aan het eind van een slanke arm
Het vermeerderde bloed doen gutsen
| |
| |
Biedt geen toevlucht geen
En geen moment van zwakte
Het woord bijt in de ogen
De lamp verdraagt het vuur
Waarin je niet kunt kijken
Het woord is dat harde ding
Dat straalt op de top van de taal
Om de kamer waarover je beschikt te ontdekken
Elke keer wanneer je haar schuin houdt
Delen schaduwen de voorbijgang
| |
| |
En schept de andere vormen
De nacht zal haar niet tenietdoen
Uit de verte toegekomen kijkt de nacht
O ruit doorschijnende echo van de lamp
De nacht dringt niet door je heen
Want de schaduw is de nacht niet
| |
| |
| |
De ingelijste spiegel
Waar ik per toeval in- en uitstap
Begrensd door het starre goud
Heeft hij enkel zichzelf om uit te breiden
Hij vergroot enkel in zichzelf
De lege ogen spiegelen alles
(Bespiegelen doen we samen)
Door niets is dit vale gelaat
Geen littekens geen rimpels
| |
| |
De gouden lijst is gesloten
Niet naar ons noch langszij
In de leegte die hij voor ze opent
Omdat hij over ze oordeelt
Zijn diepte is die van de dingen
Zelf object van mijn ogen
Wanneer ze niet meer zijn
Een illusoire kamer en mijn andere gezicht
Ik ben er slechts per toeval
| |
| |
Ondoorgrondelijk voor katten en voor kleine kinderen
Vaak moeten we onze twee klamme handen halen
Er ons hoofd tegen stoten
Om te weten dat hij er is
Om te weten dat hij herhaalt
Zeggen wanneer hij er niet is
Geen enkel object is waar
De ruimte van een spiegel
Die van het Onbeweeglijke
Betekent het verlies van handen
Ik kan er mij enkel in bekijken
Zoals ik enkel kan bestaan
| |
| |
| |
Het open raam
Is het tegendeel van de spiegel
Komt heel uit de verte toegesneld
Een goed uitgesneden opening
Omvat het hele universum dat een blik kan vatten
Komen de dingen naar voren
Het alleraardigste linnen
Ik weet dat die convergentie
| |
| |
En elke mens is op de wereld
Mijn lamp en mijn schaduwen
Ik heb naar goeddunken lief
Alles wat is snelt toe en slaat neer
Op de vorst van het gesloten universum
O donkere kamer zo word je overspoeld
Door rechte stralen door dingen in het vrije
De overbodige ruiten gaan uiteen
Een immens front en de immense druk
Eén enkele open rechthoek midden in de vestingmuren...
En de stijfheid van een jonge buste
Zo'n zuivere loodlijn dat ze gebogen lijkt
Over haar bank om haar sprong te nemen
| |
| |
(De kamer is gecompliceerd
De dingen stellen zich vragen
Verzinken ze in duisternis)
Het keert zijn rug niet toe
Naar de kamer noch naar de wereld
Open op hem en klaar voor haar
En klaar door hem door zijn duistere hemel
En de lucht die de donkere gravures
Alles wordt me aangereikt
Buig je lichaam nog iets meer voorover
Om je bij de anderen te voegen
| |
| |
Je wordt door niets meer gescheiden
En je valt midden in de straat
| |
| |
| |
Moraal der voorgaande
Bepaalde objecten zijn te mooi
Een ander verandert van plaats
Een onzichtbare loper trok voorbij de stof
Ik denk dat ik alleen ben
Ik weet niet wie me omringt
Je zou graag uit het raam willen springen
Je kunt niet door de spiegel heen
De geur van de roos riekt
De lamp is gebonden aan haar eigen licht
Ga het is naar hen dat je blik zich keert
En alle houden ze je hier op je plaats
Moet je niet op ze rekenen
Je rekent erop eruit te komen
De zweef duik de doorsteek
Je kunt niet op ze rekenen
Om er levend uit te komen
| |
| |
Alles is gesloten denk je
Sterf je met gesloten ogen
Om mij aan mijn genoegens te ontrukken
Ik heb enkel nog mijn handen enkel nog mijn voetstap
De muren met list benaderen
Profiteren van de doorgang
Op de oevers van de nacht
Misschien of voor een deur
Om uit de kamer te treden
Om niet meer alleen te zijn
De nagels zullen de barst zoeken
Waaraan je je kunt vastklampen
En mijn tevreden daadloosheid
| |
| |
Het is lastig om uit jezelf te treden
En wie kan me verwijten dat ik me goed voel
Tenzij wie ik ben wanneer ik mezelf te buiten ga
Ik moet zelf de uitweg vinden
|
|