O
onderdaan
Zou er ooit een vrijmoed hebben bestaan, als de substantieve aanduiding van een vrijmoedig iemand? Of een leen (zie lenig) of anders een heil (zie heilig)?
Een onderdaan bestond wel.
Misschien dat Beatrix het woord nog wel eens denkt of zelfs fluistert als ze op de dag dat ze niet jarig is in Ridderkerk of Heerhugowaard haar volk alom dankbaar en tevreden ziet dansen, of borduren, of steltlopen. Zeker is dat haar grootmoeder het nog gebruikte; die moet de laatste koningin geweest zijn die de chauffeur van haar gemotoriseerde rijtuig tot haar laatste snik een koetsier is blijven noemen.
Wilhelmina had ook nog onderdanen. Toen zij de troon besteeg had nog geen kwart van de manlijke bevolking stemrecht. De rest had niks in te brengen dan lege briefjes. De rest nam beleefd z'n pet af als zij een keer voorbijkwam. Maar bij andere gelegenheden, als zij in haar paleis, en van geen kwaad bewust, het noenmaal at, drukte de rest z'n pet diep over de ogen om haar te vervloeken.
A bas la reine!
Van de meeste vergeten woorden was het nooit de bedoeling dat ze ooit zouden verdwijnen. Wie wilde zich een wereld voorstellen zonder nachtwachten, gaslantarens of Haarlemmerolie? Jules Verne kon een raket naar de maan verzinnen, maar het gevaarte was van onder tot boven gedacht in gietijzeren krullen, en ontstegen aan de zwaartekracht speelde een kapitein een spelletje whist met een hoge hoed op.