moedervel
Midden op het schoolplein stond een kastanje in een vierkant van as. Recht tegenover het gebouw een rij weecees, ruw gepleisterde hokken vol drollen in en rondom elke pot. 's Nachts kom ik er nog wel eens terecht en dan krijg ik de stank weer in mijn neus. Geuren kleuren dromen. De bel hing naast de hoofdingang. Bij de entree werd je opgesteld in rijen van twee en vervolgens naar binnen gemarcheerd: de eerste klas voorop, de zesde altijd als laatste. De vreugde om het later lesbegin trotseerde zelfs het ongemak van een striemende regen- of hagelbui. God was overal en lijfstraffen waren heel normaal. Er ging een ruwhouten trap naar boven, vol gaten van granaatscherven. In het leslokaal prijkte een manshoge kolenkachel waarachter het rietje verborgen lag waarmee meester sloeg. Je zat met de armen over elkaar in de bank, een foto kan dat nog bewijzen. De namen van mijn medeleerlingen hebben geen stand gehouden, de onderwijzers associeer ik nog steeds met de merken van de sigaretten die zij rookten: Old Mac, Golden Fiction, Cross, Mount Everest. Alleen het schoolhoofd was geen roker, dat hield zich zwaar snuivend en hijgend met een vaporisator in leven.
In die dorpsschool doopte ik mijn eerste kroontjespen in het glazen cilindervormige inktpotje dat, beschermd door een eternieten schuif, in de rand van de bank verzonken zat en bijgevuld werd uit een liters grote fles. De eerste schrijflessen leerde ik met het puntje van de tong als richtinggever tussen de tanden, de letters van het alfabet calligraferen. Je moest keurig tussen een viertal ragfijne lijntjes blijven, anders zwaaide er wat. IJver werd gehonoreerd en gedrag voorgeschreven. Er was vloeipapier en een inktlap om de pen aan af te vegen na gebruik. Bij elke vlek noteerde de onderwijzer in een heel precies handschrift de vermaningen ‘foei’ of ‘geknoei’ met die vermaledijde pedagogische oei-klank die voor eeuwig en altijd aan het woord moeilijk vastzit.
Maar het gedrukte woord, dat was pas het ware woord. Vroeg in de morgen van die zesde december zochten mijn ogen daarom gretig in de verzameling cadeaus waarmee de geribbelde eikenhouten eettafel vol stond. Geen twijfel mogelijk, de verlangde rechthoekige houten doos stond er inderdaad, de deksel eraf, het stempelkussen goed zichtbaar, de rijen in alfabetische volgorde gerangschikte rubberen letterblokjes eromheen en in een vak beneden drie houders. Diezelfde ochtend nog was de keuken mijn drukkerij. Daar alleen was het warm, daar gloeide in de stoof de stroperige massa kolenslik aan tot een behaaglijk vuur. Ingedroogde inkt leek het wel, sjlam noemden ze het in mijn dorp.
Hoewel het zetwerk niet meeviel, was het enthousiasme over deze aanwinst voorlopig niet kapot te krijgen. Met een pincet kon je de letterblokjes