kunstlong
Wie nu bij mij wil komen moet eerst het ruime binnenplein oversteken, vandaar langs het restaurant en het stiltecentrum lopen, onder de verkoeverzalen door, tot aan een gang die uitgeeft op de Cobramuur. Daarachter ligt in een sikkelvormige uitbouw deze enclave van de dood, met de baden voor de hoogmoedige doden die, een beetje gezwollen, roerloos over elkaar heen schuiven in de bezonken rust van het diepbruine vocht. Daarnaast ligt het Pathologicum, eens ingericht naar het model van de gevangenis, als moest vanuit een bezwerend oogpunt al dit gestolde en onvolgroeide leven onder controle blijven.
De vitrines zijn er afgeladen met menselijke preparaten in glazen potten, Sirenes en Cyclopen, zo uit de doeken van Bosch en Goya gesneden, waterhoofden, gedeformeerde schedels, ja zelfs een pathologische tomaat, en tenslotte, in allerhande afmetingen, stenen die in de loop van de laatste twee eeuwen uit mensenlichamen zijn verwijderd - als vergeten woorden op het sterkwater van een lexicon.
Pas in de laatste lus van dit doodstille labyrint, waar de zuidelijke punt van de sikkel het corpus van het hoofdgebouw binnendringt, sta ik opgesteld, de vermaarde ijzeren long, de kunstlong, eens gevierd als het summum van medische technologie maar nu voorgoed aan het oog onttrokken door een mantel van matbruine kunststof.
Om mij heen wachten roemloze attributen als kakstoelen, gescheurde bedschermen en spijlenbedden even vergeefs op recycling. Boven mij tegen de muur dragen schabben moeiteloos de wanstaltige votiefgeschenken in was tegen vrouwenkwalen en oogziektes.
Daedalisch haast was de vaardigheid van mijn ontwerper; nog zie ik voor me hoe op scherpe foto's in de toenmalige magazines zelfs de kopnageltjes duidelijk waren te onderscheiden waarmee ze mijn stalen mantel in geometrische patronen hadden afgezet.
Maar in deze algemene bewondering voor mijn weldadigheid schoof de angel van de huiver. Deze kwam onder meer tot uiting in de omzichtigheid waarmee een patiënt, behoudens zijn hoofd, in mij werd geschoven. Nog sterker misschien, wanneer na een behandeling de zware overgordijnen werden opengeschoven en mijn metalen romp weerkaatste op de geel uitgeslagen tegelvloer. In dit spel van ritueel en toeval geraakte ik ervan doordrongen dat iedereen in mijn buurt door een permanente angstvalligheid werd verzwaard.
Ter gelegenheid van zijn verjaardag staat tiran Phalaris op het bordes van zijn paleis in afwachting van het defilé. Vanwege de lage zonnestand kan hij nauwelijks de drukte zien onder hem, in de steil oplopende stegen, in de bazars en bij de geldwisselkantoren.