Die spijkerbroeken drukten we soms hartstochtelijk tegen elkaar, maar geen hand, geen woord, geen blik onder de gordel.
Tot die nacht op de Veluwe.
De hele dag liepen we door zanderig terrein, begeleid door het spichtige zusje, dat haar uitlachte en weigerde met mij ook maar een woord te wisselen. Om haar te ontlopen gingen we roeien op een vijver bij de camping. Het zusje kwam ons in een kano achterna en ramde ons bootje. Ze sloeg om en wij moesten haar uit de vijver vissen.
Het avondeten bestond uit een aardappelsalade met Smac.
Ik sliep op de veranda op een luchtmatras. Mijn slaapzak was veel te warm en zat vol zand. Het matras bewoog alsof het door een klopgeest werd bewoond en stonk naar olie. Ik lag als een reusachtige zwerver op straat in de mierenmetropool.
Ik kan me niet herinneren dat ik heel erg had uitgekeken naar de nacht of dat ik me er iets van had voorgesteld. Hoe het ook zij, slapen was onmogelijk en ik sloop naar binnen. Achterin het huisje, achter een wand van enkel hardboard sliepen haar ouders. In de voorkamer stonden twee stretchers die gemeen piepten bij de minste beweging, diep uitademen was voldoende. Op de ene lag haar zusje, op de andere zij, de mijne, de zoenende, lachende, geurende, met de brutale tong en de schaamte om haar tepels. (Wat was ik trots dat ze me ooit haar schaamte toevertrouwd had!)
Ik knielde tussen de stretchers in het donker, op blote voeten, in een t-shirt en een onderbroek. Ik raakte haar wang aan en wekte haar zo geruisloos mogelijk. Ze was niet verbaasd me te zien.
Ze lag onder een enkel wit laken.
Het moest zo stil blijven, eigenlijk was mijn ademhaling geluidshinder, ik hoorde daar helemaal niet te zijn.
Was haar zusje wakker, luisterde die ons af, zag ze iets?
Wat als haar vader wakker werd en opstond om naar de wc te gaan?
Ik zat op mijn knieën en mijn handen raakten haar borsten aan door het laken heen.
Het geluid van het kreukende laken en mijn droge keel.
We kusten.
Over mijn benen marcheerde het spitsuur in de mierenstad.
Mijn hand betrad de ultradunne ruimte tussen haar huid en het laken. Haar huid voelde klam en koel aan, haar hart bonsde, snel en krachtig, wat me geruststelde.
We konden elkaar nauwelijks onderscheiden en niet eens fluisteren.
Waarschijnlijk was dat de reden dat ik me ten zuiden van haar navel waagde. Omdat woorden uitgesloten waren en ze zich beveiligd en bespioneerd voelde door haar hele familie.