zelfs afnam zodat zijn kale schedelveld wit als een bodempje room blootkwam op zijn verder zwartgelooide kop. Zelfs de hond schaamde zich, gelaten zuchtend, met haar kop tussen haar poten op een plank onder de kar gelegen - eigenlijk was de hondekar een omgekeerd hondehok, zei Taatsen onze Herta begreep dat zij nog zo lang op water en brood gezond diende te blijven tot zij net als het werkpaard en andere lastdieren voorgoed uit de tijd zou zijn.
Over voor de oorlog had hij het of zelfs de oorlog daarvoor. Als ik jou zo hoor, zou ik haast denken dat de jaren dertig pas in de loop van de jaren vijftig zijn afgelopen; ik verwachtte dat hij zou zegggen: juist ja, om precies te zijn: in 1959. Maar onverstoorbaar praatte Taats door over de toer van zijn vader, de hond was voor een paard ingeruild, vóór de kar natuurlijk. Hij had het over paarden gehuld in sjabrak en een verende maar niet minder krakende wagen en over gerammel of zelfs gerinkel in een kist. Pas vele zinnen later drong tot mij door dat hij het over een andere toer had, een stuk dat ze allemaal te voet gingen, achter de wagen die werd getrokken door twee met zwarte kleden omhangen paarden en in die wagen de kist waarin de moeder van zijn vader lag. Die tocht volgde voor een deel precies de toer van de melkkar. Meteen daarna had de vader de hondekar voor paard-en-wagen ingeruild, zodat hij de laatste tocht van zijn moeder elke dag kon overdoen, elke dag droeg hij zijn rinkelende bestelling van de kar naar de hoofdingang van het nonnenklooster, een van zijn grote klanten, waar zij boven de voordeur haar kamer had gehad.
Het einde van de kar was het mooist geweest, vertelde Taats. In zijn uitbreidingsdrang had de vader een lus aan zijn toer toegevoegd door een paar verre klanten te winnen (of in te pikken), waarvoor hij de oprit over moest, een zware klim en een gevaarlijke afdaling, voor de hond een marteling, want remmen had de kar niet.
Het zal de tweede of derde keer geweest zijn dat de zwaarbeladen kar, eenmaal de bult over, vaart kreeg en de hond zich niet schrap zette, omdat het te glad was misschien, dat jaar vroor het ook in de zomer, goed mogelijk ook dat Herta er zo schoon genoeg van had dat zij in plaats van tegenwicht te bieden juist kracht zette, haar borst vol in de riemen, met als gevolg dat de man erachter, mijn vader de melkrijder, de kar met geen mogelijkheid kon houden en de wagen zonder hem naar beneden denderde, steeds harder, het parkeerijzer vonken ketsend uit de keien, met een triomfantelijk flessenorkest in de melkbakken, tot het gevaarte over de kop ging, kantelend in de sprong, met op de onderkant tussen de in het luchtledig draaiende wielen onze zwarte hond, ik zou haast gedacht hebben hatelijk lachend, blaffend dus, met zijn poten spartelend in de lucht. Onder