een achttienjarige Vlaming. Nu, na dertig jaar, ben ik op zoek gegaan in mijn geheugen, in de bibliotheek, maar al mijn naspeuringen zijn tot op de dag van vandaag vruchteloos gebleven. Ik heb mijn hoop gevestigd op Cinoc, althans op een Nederlandse collega van Cinoc.
Wie is Cinoc? Hij oefende gedurende vijfendertig jaar met nauwgezette plichtsbetrachting het meest curieuze beroep uit dat ik ken. Zonder Georges Perec zou ik daarvan nooit op de hoogte zijn geweest. Zo merkwaardig is Cinocs beroep nu ook weer niet als je tenminste eenmaal op het idee van een vergeetwoordenboek bent gekomen. Het verhaal van de memorabele woordenboekschrijver heeft Perec opgetekend in zijn encyclopedische roman La Vie, Mode d'emploi, in het derde deel, paragraaf zestig. Cinoc werkte aan het woordenboek van Larousse, maar hij was een lexicograaf met een bijzondere missie. Tegenover zijn vrienden en kennissen omschreef hij zijn werkzaamheden kernachtig met de woorden ‘tueur de mots’ - woordenverdelger, zou ik zeggen. Terwijl de andere redacteuren van Larousse-teneinde het woordenboek up to date te houden - dag in dag uit op zoek waren naar nieuwe woorden en nieuwe betekenissen, hield Cinoc zich 's avonds bezig met het schrappen van woorden die uit de mode of in onbruik waren geraakt. Dat was een heel noodzakelijk en precies werkje wilde het woordenboek niet tot in het oneindige uitdijen. Cinoc zorgde er voor dat er plaats vrij kwam zodat zijn collega's hun vondsten de volgende morgen weer konden invoegen. Toen hij in 1965 met pensioen ging memoriseerden de medewerkers van de dictionnaire dat hij in de loop van de jaren duizenden woorden naar het rijk van de anonimiteit heeft doen verdwijnen. Dat was ook zo.
De namen van duizenden werktuigen, technieken, kledingstukken, spelen, gezegden, gerechten, personen en gebeurtenissen waren door Cinoc persoonlijk ten dode opgeschreven. Door hem was bijvoorbeeld het woord ‘vélocimane’ definitief in de vergetelheid geraakt, nadat hij het uit het woordenboek had verwijderd. Na zijn pensioen was hij het nog op een fiche tegengekomen. ‘Vélocimane’, stond daarop genoteerd, was etymologisch het resultaat van een combinatie van Latijnse woorden: velox, -ocis wat snel betekent, en manus, hand. In de omschrijving stond dat het een voortbewegingsapparaat was, speciaal bedoeld voor kinderen, in de vorm van een paard, gemonteerd op drie of vier wielen. Het werd ook wel autopaard genoemd. Cinoc wist niet hoeveel woorden hetzelfde lot hadden ondergaan. Vélocimane was tenminste nog op een fiche bewaard gebleven.
Na zijn pensioen begon hij woorden te verzamelen die zeldzaam waren. Daarvoor las hij de boeken van Aristoteles, van Cuvier, Bonneterre, Scaliger, Casaubon en ontelbaar veel anderen. Tijdens zijn zoektochten rijpte