Leo en Tante Bets dat op een hoek van de Johannes Verhulststraat stond, het lijkt me nu nummer 29 maar dat is te Brooklyn te onduidelijk te binnen te doen te schieten. Ja dat was een rijk huis met Gotisch-achtige ramen en kleden die doorliepen tot aan de muren. En er was een grammofoon, waarvoor mijn broer toen al knap genoeg was om die op te winden. Een mooi glimmend handvat. Er was een doosje metalen naalden bij dat dolgraag open op de grond viel, waarna we vanwege mijn vader's bezorgdheid lang overal in het beige of zelfs muisgrijze tapijtwerk moesten graven om de dodelijke voorwerpjes te herenigen.
Ik weet waarachtig niet of de cactusnaalden toen al bestonden. Zo ja, dan vond ik het toen opwindend om die tekentjes van leven uit de nog wel Amerikaanse woestijn in de naaldhouder vast te schroeven en dan het trio van Schubert, met Cortot, Thibaud en Casals te horen trillen. Wat wou ik dus graag naar de wildernissen van Amerika, zowel als Afrika!! Zo niet, dan hebben Tineke en ik samen die cactusnaalden in Amerika leren kennen. Misschien via onze Arabische vriend en buurman Jim Rizek die ze aanbevool omdat ze zoveel minder schadelijk waren voor de tedere grammofoonplaten. Hoe zalig luisterden we dan naar het cello concert van Dvarschak of hoe je die in Holland ook weer spelt, waar de cactus een mollige toon aan gaf. Wat wou ik dus graag naar de wildernissen van Amerika, zowel als Afrika!!
Nu daarentegen stel ik me die arme cactuswangen voor, bloedend uit hun afgeschoren naalden. Ik geloof wel eens dat planten meer weten en minder vergeten dan wij hopen. Ergens in Arizona is er misschien een die mij zou kunnen vertellen welk jaar dat ook weer was, die vent met zijn grote scheermes.
(Leo Vroman)