Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1991 (nrs. 53-56)(1991)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Willem van Toom In je hoofd Alles wat is verdwenen bestaat ook nog ergens voort. Zoals muziek die je hoort terwijl ze toch nergens spelen en er geen radio aan staat. Binnen in je hoofd gaat zo ook wel eens een film draaien, dan kijk je ineens naar bejaarde beelden, bijvoorbeeld van jezelf in een vroegere tuin, op een schommel die roerloos schuin voor bewegende wolken hangt. * Gebeurt dat onder de les, wat is dan het meest echt? Dat je in de klas zit (het is winter) in neonlicht en de leraar zegt dat dit Skandinavië is (hij wijst het aan op de kaart)? Of de tuin die je hoofd zonder dat je het wist wel tien jaar heeft bewaard? Want toen je zes was, geloof ik, schommelde je daar voor het laatst. Daarna was je immers verhuisd naar een flat op 1 hoog en die schommel is achtergebleven in je andere leven. Hij zwaait nu in een trage boog [pagina 30] [p. 30] voor je verbaasde oog langs de meren van Zweden. * Zo ben ik soms plotseling terug bij een oud huis aan een spoordijk. Alles groen waar ik kijk onder een zomerse lucht. Terwijl ik toch eigenlijk in een tram zit, gewoon in de stad waar ik woon, loop ik ook het pad langs de dijk af. Een geit trekt aan haar touw, ze kent mij, net als de duif die nu koert in mijn grootmoeders keuken. Ik hoor haar zingen, mijn oma. Maar tegelijk knarst de tram door de bocht. (En waar zij zong staat een nieuwbouwwijk, trouwens.) Wat is in dat raar hoofd van mij nu werkelijkheid? * Als ik de zolder ruik waar ik, als we logeerden bij oma, mocht slapen (mijn kleren op de stoel het meest vertrouwd in het krakende, donkere huis), dat wil zeggen: de lucht van gesteven lakens en kou en gedroogde appels - dan zeurt de vraag in mijn hoofd hoe dat lukt in een volle tram. Wat voor spel speelt herinnering met mij? Die geur, zit die ook al van binnen? Hoe groot is een geheugen dan wel? [pagina 31] [p. 31] * Nu loop ik op straat. (Dat is natuurlijk niet waar: ik schrijf aan mijn tafel hier met mijn hoofd boven het papier.) Toch zie ik mijzelf lopen. De tram rijdt achter mij weg. Maar ik lig dus ook in bed en hoor de trein aankomen. Een stoomtrein, want dit is van vroeger, en het spannendste van bij grootmoeder slapen. Ik sla het dek van mij af en klim op de stoel, maak een gat met mijn vinger in de ijsbloemen op het zolderraam - en daar dondert het monster hoog langs het huis op de dijk. Een wolk van vonken en stoom slaat tegen de ruit. Ik tuur tot ik haast bevries naar het vuur in de nacht. Dan lig ik weer warm in bed, ogen dicht, en zie ik even niets. Doe ik mijn ogen weer open, dan zie ik mijn hand met zijn pen op papier vol letters - want dat is waar ik het meest ben geloof ik langzamerhand. * Heb jij ook zo'n hoofd waarin alles tegelijk bestaat? Kijk dan maar uit waar je loopt: een tuin kan gemakkelijk een straat zijn waar je in bent verdwaald. [pagina 32] [p. 32] Of een straat juist een tuin waar je geheel alleen met een vreemde kaart van Skandinavië in je hand staat. Waar moet je dan heen? * Vorige Volgende