De volgende dag kwam ik hem op straat tegen. Hij droeg een wollen muts, want het was koud. Het vroor. De kinderen schaatsten op de grachten. Door die wollen muts, een blauwe, had ik hem bijna niet herkend.
‘Hé, hé, meneer Schaap,’ riep ik.
Meneer Schaap bleef staan en draaide zich verbaasd om.
‘Pardon,’ zei hij, ‘ik heb niet de eer...’
‘De portefeuille,’ zei ik. En er kwamen van die mooie witte wolkjes uit mijn mond. Meneer Schaap keek ernaar.
‘Mijn portefeuille,’ stamelde hij en hij begon zenuwachtig in al zijn zakken te zoeken.
‘O hemeltje, mijn portefeuille, ik zal hem toch niet vergeten zijn?’
Ik schrok. Stel je voor dat meneer Schaap zijn portefeuille vergeten was. Dan was mijn plannetje met die foto nog helemaal voor niets. Maar gelukkig, daar was hij, een hele oude bruine versleten portefeuille.
Ik zei: ‘In uw portefeuille zit mijn foto.’
Meneer Schaap keek mij aan alsof hij het in Keulen hoorde donderen.
Hij sloeg zijn portefeuille open en warempel: daar zat mijn foto.
‘Vreemd,’ mompelde meneer Schaap, ‘zeer merkwaardig. Nog nooit eerder gezien.’
‘Helemaal niet merkwaardig,’ riep ik vrolijk. ‘Ik heb hem u zelf gegeven, gisteren.’ En ik legde hem uit wat we afgesproken hadden.
Meneer Schaap lachte. Hij zei:
‘Ik herinner me er niets meer van, maar ik vind het toch leuk van u.’
Vanaf die dag ging het altijd hetzelfde als ik meneer Schaap tegenkwam. Ik riep: ‘Dag, meneer Schaap, of hé, meneer Schaap, of waar gaat u zo laat naartoe meneer Schaap.’ Dan draaide hij zich om, keek mij aan, begon met: ‘Pardon, ik geloof...’ en dan riep ik triomfantelijk:
‘De portefeuille! De foto, meneer Schaap!’
En dan lachte hij. Zo ging het iedere keer.
Vandaag - het is weer winter en meneer Schaap draagt nog steeds een muts, maar nu een rode - zei hij:
‘Laten we samen ergens een kop erwtensoep gaan eten. Niets is lekkerder dan een warme kop erwtensoep eten als het winter is.’
We gingen in een restaurant zitten, vlak bij het raam.
En toen vertelde meneer Schaap mij zijn levensgeschiedenis.
‘Laten we bij het begin beginnen,’ zei hij. ‘Als klein kind vergat ik al veel en daarom dachten mijn vader en moeder dat ik een slordig kind was.