Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1991 (nrs. 53-56)
(1991)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Georges Perec
| |
[pagina 58]
| |
opging. Wat daarnaast nog in wording was, soms bijna voltooid, gaf hij voorlopig op. Zo ontstond, woord na woord, zwart op wit, uit 'n richtlijn, op z'n minst zo lastig als zij vooralsnog loos lijkt voor 't oog dat nog onkundig van oplossing of afloop door 't script glijdt, 'n roman. Zo grillig als hij was, toch vond hij 'm prompt vrij satisfactoir: primo, omdat hij nooit voor 'n sou aan inblazing had (waar nog bijkomt dat hij inblazing onzin vond!), maar nu toch op z'n minst zo vindingrijk was als 'n Ponson of 'n Paulhan; voorts omdat daarin 'n constant, zij 't ook wat kinds instinct ruimschoots aan bod kwam: zijn lust, zijn zwak, zijn hartstocht voor ophoping, voor volmaking, voor nabootsing, voor 't citaat, voor omtaling, voor automatomatica. Na nog wat tijd gaf hij, langzaam aan vormvast in zijn plan, 'n draai aan zijn story: 'n symbolisch surplus dat voorzichtig ontlook in 't spoor van wat ontstond, maar dat tot slot vorm & inhoud gaf aan dit opus, zodat 't Voorschrift dat zulks voortbracht alom aan 't licht trad, al gaf 't zich nooit totaal prijs, dat Voorschrift waaruit hij, soms zwaar doorwrocht, soms dankzij wansmaak, maar soms ook vol humor, con brio, 'n goudschat opdolf, zo vol van stimuli dat daaruit 'n hoop nog nooit aanschouwds voortkwam.
Hij zag nu in dat, zoals 'n Frank Lloyd Wright zijn huis bouwt, ook hij mutatis mutandis vormgaf aan 'n prototypisch produkt, dat zich loswrong uit dat bijna onaantastbaar paradigma dat opbouw, inrichting & imaginatio van romans in 't Frans nog altijd voorschrijft, waardoor hij voor altijd afstand nam van psycholoog & moralist, dit duo dat 't sanctuarium van Frankrijks smaak schraagt. Zijn roman had 'n krachtbron onthuld, nog praktisch incognito, 'n kracht waarin nooit wat bruikbaars was ontwaard, maar naar zijn opvatting tolk van, alsook lofzang op 't schriftuurlijk avontuur waaruit Gargantua ontstond, of ook Tristram Shandy, of Mathias Sandorf of Locus Solus of - wat maakt 't uit? - Bifur of Fourbis, stuk voor stuk opuscula waarvoor hij sinds jaar & dag in 'n luidruchtig Hosanna uitbrak, maar nooit dacht hij zich in staat tot 'n produkt, dat zo uitbundig, zo grillig humoristisch zou zijn, zo vol bijtgraag kwinkslagvuur, zo charmant spotlustig, paradoxaal, uitzinnig, 'n produkt dat in zijn galop van fantasma's altijd zo doorschoot, dat 't ook maar plusminus in hun buurt kwam. | |
[pagina 59]
| |
Zijn indruk was dus dat zijn inspanning, zo warrig als zij bij aanvang mocht zijn, ruimschoots voldaan had: wat hij tot stand bracht was wis & waarachtig 'n roman, maar 't was nog amusant ook (van Ramun Quayno - hij zag zich als 's mans famulus - was toch dat dictum: ‘Dat nooit schriftuur 't volk mistroostig maak'’?), maar vooral: door opfrissing van 't slinks rapport dat zin sticht, was hij participant, collaborator, in 't ontstaan van 'n stroming, 'n machtig kritisch schuurapparaat dat, door uitholling ad fundum van dat onvruchtbaar substraat dat volstond voor lui als Troyat, Mauriac, Blondin of Cau, kortom, voor zo'n gaullist afkomstig van Quay Conti, Figaro of 't Pavillon Massa, op 't vlak van romanfactuur aanstonds vooruitzicht bood op know-how & vruchtbaar kapitaal van dat narratorisch bric à brac, waarvan afschrijving al als fait accompli was aanvaard!
p.s. Het is interessant, erop te wijzen dat meerdere critici die over dit boek schreven niets gemerkt hebben - in de loop van die 312 pagina's - van de ‘verdwijning’ van de letter E. |
|