Weet je waar ik aan moet denken? Aan die keer dat we verdwaald waren in de buitenwijken van een provinciestad in Denemarken.
Met die eindeloze welvarende woonerven, allemaal dezelfde halfhouten bungalows, sommige met een Deense vlag in de voortuin.
Ik herinner me de paniek, dat we nooit meer kans zouden zien eruit te komen, gedoemd waren in alle eeuwigheid te blijven rondrijden in die keurige, gezonde, verantwoord vormgegeven welvaart. Tot aan de horizon dezelfde huizen, carports, laantjes, tv-antennes. Mensen zag je nauwelijks, op een enkele jogger na, en die leken ook nog op elkaar, alsof ze ook verantwoord vormgegeven waren: joggingpakken, t-shirts, sportschoenen. En als je niet dezelfde mensen zag, zag je wel dezelfde dingen: racefietsen tegen een paal van de carport, een skateboard op de flagstones, een stevig rood kinderfietsje. Volgens mij hebben we wel drie kinderfietsjes gezien. Jij dacht dat we steeds weer op dezelfde plek kwamen, maar volgens mij was het steeds een ander woonerf, stond het fietsje onder een iets andere hoek op het pad.
We waren dolblij toen we bij een sloot kwamen. Daar lag een kapot winkelwagentje half in het water.
Ik kon wel huilen. Iets dat toevallig was, roestig, vergeten. Toen wist ik dat we er bijna uit waren.
Ben je vergeten wat ik toen zei? Zo zou het socialisme eruitzien als het ooit ergens echt gerealiseerd was. Gezonde mensen in goed vormgegeven huizen. Een wereld die geheel bestond uit woonerven. Waarom is dat een schrikbeeld?
Om wat je in het beeld niet ziet. De gekken, de ongeschikten, de twijfelaars die niet van joggen houden. We weten toch inmiddels hoe het werkelijk gerealiseerde socialisme eruitziet. Ik bedoel: jij en ik wisten dat allang, maar het zal nu toch ook wel doorgedrongen zijn tot die lieden die ons burgerlijk vonden, de Mulischen, die zo graag bij de megalomane gekken op bezoek gingen om met een gelukkige straatveger te spreken of een niet te dikke suikerrietstengel te kappen?