van taal dus. In dat hoofd gaat menig kunstwerk naar de haaien en blijft vooral de eenmaal gegeven kwalificatie een lang leven beschoren omdat ze zo weinig herzien kan worden.
Bij architectuur daarentegen wordt het oordeel steeds weer getoetst aan haar blijvende tastbaarheid. Behalve kunstvorm is ze ook massamedium, ze blíjft kletsen en niemand die daar doof voor kan blijven. Bovendien is ze te lijfelijk om ooit ten onder te gaan in een intellectueel mortuarium of te versplinteren in woedende taalkolken.
Een van de dingen die architectuur steeds weer laat weten is dat ze reëel, uniek, origineel, onnavolgbaar, experimenteel, stug en grensverleggend is. Het architectonisch object, hoe banaal het ook is, verheft zich als ding altijd uit de oceaan van visueel plebs in zijn omgeving. Je kunt er niet omheen, het staat nergens nog een keer precies zo te wezen, het is er ook nooit eerder geweest en het zal er nooit precies zo zijn, het is een nieuwe combinatie van programmaonderdelen en er is zelfs altijd wel wat moeite voor gedaan.
Dat is nog niet alles. Architectuur is echter dan echt, zij is de metafoor van echtheid. Zij is vastlegging, daar ontkom je niet aan. Het mag gladjes en weinig gedurfd ontworpen zijn, elk gebouw staat (als een huis). Architectuur is realiteit, materie, aanwezigheid, duurzaamheid. Daarmee is zij onlosmakelijk verbonden met de westerse metafysica van waarheid, echtheid en overtuiging. Daarom wordt zij ook zo vaak in die metafysica als beeldspraak gebruikt. Sterker nog, daarmee is zij zelfs het pareltje van het menselijk abstractievermogen in het algemeen. Wie heeft het dan nog over de kitsch, die speelbal van het humeur d'une époque?
Wel, het totale architectonische corpus heeft het daarover. Zoals de inboorlingen met kraaltjes werden bedrogen, zo heeft de architectuur zich laten verleiden door de mooiste spiegeltjes. Vanaf dat moment moest er altijd een verhaaltje worden verteld, dat met het bouwwerk zelf niets te maken had. Van de Toren van Babel tot de Amsterdamse Stopera, steeds is het zicht op de architectuur bemoeilijkt door de schittering van allerlei betekenissen, die echter door de beperkingen van de architectonische materie, meestal een tamelijk clichématig en voorspelbaar karakter behielden. De architectuur was alles bij elkaar: afspiegeling van hoop, vertrouwen, macht of geloof, voorspiegeling van comfort, status, vrijheid of huiselijk geluk, en voorafspiegeling van een hemel op aarde. Hier is de kitsch dan ook meer dan alleen een vormkwestie. Zij is de aard van een wereld in trefwoorden, waar een enkele stimulus direct de gewenste reflexen