Na mijn dood
Ik verhuisde na mijn dood; ik verhuisde niet naar een bepaalde plaats, maar naar de oneindigheid van de lege ether. Ik liet me niet in het minst ontmoedigen door de onmetelijke openheid die zich naar alle kanten uitstrekte in de onafzienbare sterrenhemel. Ik verzamelde me, raapte alles bij elkaar wat ik geweest was en wat ik op het punt stond te worden en tenslotte alles wat ik me, op mijn geheime kalender, had voorgenomen te zullen worden en dat alles bond ik samen, ook mijn kwaliteiten, tenslotte mijn ondeugden, laatste verschansing, en maakt er een schild van.
Om die kern, bevend van een zuivere woede waar geen bloed aan te pas kwam, een koude en volstrekte woede, rolde ik me heen als een egel in een uiterste verdediging, een laatste afwijzing.
De leegte, de larven van de leegte die hun weke uitstulpsels als tentakels naar me toebewogen en me bedreigden met hun weerzinwekkende endosmose, trokken zich in verwarring terug na enkele vergeefse pogingen tegen de prooi die zich weigerde over te geven, verdwenen uit zicht en gaven degene die dat zozeer verdiende aan het leven terug. Omdat ik niets meer van die kant te duchten had, gebruikte ik de macht van het moment, de vervoering over mijn onverhoopte overwinning om druk uit te oefenen op de Aarde en mijn bewegingloze lichaam opnieuw te betreden dat dank zij de lakens en de wol gelukkig nog niet was afgekoeld.
Ze ligt te rusten; haar grote tong zorgvuldig opgeborgen in haar mond waarvan de lippen nauwelijks merkbaar geopend zijn, haar grote en begeerlijke tong goed verstopt.
Met zijn vijven liggen ze om haar heen.
Als ze haar mond maar even opdoet, blokkeren ze direct de opening en stormen ze naar binnen, op zoek naar de tong die snel gevonden is in die lauwe en kleine ruimte waar alleen hij verblijft.
Ze is groot en moe en terwijl ze rust, onderdrukt ze zo goed mogelijk het verlangen om te drinken, te geeuwen, te zuchten; hun verhitte koppen geven immers wel te raden wat de toekomst voor haar in petto heeft, voor haar die zo moe is. En, nog afgezien van die vermoeidheid, wie zou het volhouden tegen vijf tegenstanders die elkaar aflossen en elkaar amuseren, wie zou ononderbroken op zijn hoede kunnen blijven?
Vroeg of laat let ze even niet op... haar mond zakt een beetje