persoonsbewijzen, zijn papieren en zijn schooldiploma's, zijn vingerafdrukken en zijn privé-correspondentie (althans dat kleine gedeelte daarvan dat wij pas veel later in handen kregen, gerechtelijke vonnissen, geneeskundige en militaire verklaringen, en op de legende die in het bewustzijn van zijn nog levende tijdgenoten over die man bewaard is gebleven, een legende waardoor elk menselijk wezen wordt omgeven, maar ook op chiromantie, telepathie en droomuitlegging, hier volgt, kortom, alles wat wij weten van deze man voor zijn (ik herhaal: noodlottige) binnenkomst in restaurant De Gouden Leeuw.’
Verdwijning is ook het trefwoord in de verhalenbundel Een grafmonument voor Boris Davidovitsj. En monument betekent dan het prolongeren van de ‘illusie’ dat het bestaan van een afzonderlijk mens niet zinloos is geweest. Zo wordt het ook uitgedrukt in het bijna als literair program te lezen titelverhaal van de laatste verhalenbundel van Kiš, Encyclopedie van de doden. In alle verhalen wordt de kracht van de illusie getoond die een leven lang, en soms nog veel langer, meegaat. In het titelverhaal wordt de encyclopedie een ‘monument van verscheidenheid’ genoemd; in een Zweedse bibliotheek treft een vrouw, temidden van een immens aantal levensbeschrijvingen van onbekenden, de gedetailleerde biografie van haar vader aan. Een heel leven, een heel tijdvak, gecomprimeerd in enkele bladzijden, - dat is ook het ideaal dat Kiš met de gespeelde authenticiteit van zijn documentaire verhalen nastreeft. Het verhaal van de vader in Tuin, As is zo'n document dat een monument wil zijn voor een bijzonder man, wiens leven, zoals vele levenslopen in het werk van Kiš, bepaald wordt door de coïncidentie van biografie en geschiedenis en de onverenigbaarheid laat zien van persoonlijk leven en politieke geschiedenis (bij wijze van inhoudsopgave heeft Kiš aan het eind van de roman Zandloper een echte brief van zijn vader uit 1942 afgedrukt, welke brief hij pas na het schrijven van Tuin, As gevonden zou hebben - maar zo'n waarmerk van echtheid is natuurlijk dubieus bij een auteur die keer op keer heeft aangetoond dat nagemaakte documenten vaak geloofwaardiger zijn dan originele). Deze friktie vormt de kern van Kiš' Aktie.
Tuin, As is het middelste deel van een drieluik, van een familiecyclus die Kiš, zoals hij in een gesprek met Aafke Steenhuis verklaarde (in De Groene van 26.2.1986), graag nog eens in één deel wil uitgeven, of in drie deeltjes met een gezamenlijke titel ‘Familiecircus’. In het eerste deel - Rani Jadi, Kinderleed - wordt hetzelfde verhaal (of althans delen ervan) vanuit het gezichtspunt van het kind geschreven; ook daarin is de vader vooral als afwezige belangrijk. Tuin, As is het verhaal van de vader, na diens verdwijnen tot een monument gemaakt dank zij de middelen die de jongen van zijn moeder, tijdens de ‘nostalgische séances’ na het heengaan van de vader, heeft geleerd. Met haar ‘voorliefde voor het soort verhalen waarin feiten en legenden door elkaar lopen’ (Uittreksel uit het geboorteregister in Encyclopedie van de doden) leert zij hem het instrument van de illusie - met z'n registers van schijn, bedrog, obsessie en geloof - te bespelen. Toen zij er op haar twintigste achter kwam dat romans ‘verzinsels’ waren, had zij voortaan een afkeer van ‘pure verzinsels’; dat weerhield haar er echter niet van, naar believen met de feiten om te springen. In Zandloper, het derde deel uit 1972, wordt hetzelfde verhaal in het grotere verband van de geschiede-