een begrijpelijke, ja, ik heb zelfs gehoord voor een ‘menselijke’ poëzie.
Dick Hillenius heeft eens een tweedeling gemaakt in het plezier dat mensen aan kunst beleven: het herinneringsplezier versus het ontdekkingsplezier. Het een kan niet zonder het ander, traditie en vernieuwing horen bij elkaar, al dreigen zij in een polemiek weer uiteengedreven te worden (de suggestie van diverse kanten gedaan als zou Raster zich krampachtig in een avant-garde bastion verschansen kan alleen maar gedaan worden door mensen die het blad niet lezen - zie Raster 19 ‘Een vrolijke begrafenis van de jaren 60’). Kenmerkend voor het herinneringsplezier is dat het appelleert aan een van de meest fundamentele behoeftes die de mens kent: zekerheid. Het ontdekkingsplezier appelleert aan een gevoel voor nieuwsgierigheid, aan de behoefte om de dingen anders te zien dan men gewend is, de zekerheid tijdelijk prijs te geven.
Het is al sinds jaar en dag zo dat kunst die aan dat herkenningsplezier tegemoetkomt op een breder publiek mag rekenen dan kunst die de herkenning op losse schroeven probeert te zetten. Daar is niets op tegen, het is altijd zo geweest. Iets anders wordt het wanneer critici het grote publiek (en de politici) naar de mond gaan praten en aan de poëzie dubieuze eisen gaan stellen als ‘begrijpelijkheid’, ‘overzichtelijkheid’, ‘vormvastheid’ e.d. Op zich is er niets tegen poëzie die aan die kwalificaties voldoet, maar een criticus die zich zo weinig avontuurlijk en zo herinneringsbelust gedraagt, stelt al gauw andere poëzie als bewust hermetisch in een kwaad daglicht. (Hier moet nog maar eens herinnerd worden aan de woorden van Marianne Moore die opmerkte dat een dichter zo obscuur moet zijn als hijzelf is, niet meer en niet minder.) Samengevat: van een criticus mag je verwachten dat zijn ontdekkingsplezier op zijn minste gelijke tred houdt met zijn herkenningsplezier.
In het gesprek in bovengenoemd Rasternummer werd een verschijnsel gesignaleerd dat je een ‘academisering’ van de poëziekritiek zou kunnen noemen, die een onverwacht effect blijkt te hebben op het soort poëzie dat er meer en meer geschreven wordt. Er verschijnt steeds meer poëzie van mensen die een universitaire opleiding nederlands hebben gevolgd. Daar hebben ze geleerd hoe ze een gedicht moeten analyseren. Het gevolg is dat zij gedichten schrijven die als het ware ‘van tevoren’ al